Roots
500 jaar – 15 generaties
In 1980 publiceerde de Fryske Academy de genealogie van de familie Van der Land. Het had de bescheiden ondertitel “een familie uit Kollumerland” en beschreef nauwgezet – op basis van de toen beschikbare informatie – het verhaal van mijn Friese voorouders. Een geschiedenis die vijfhonderd jaar terug gaat in de tijd, maar zich grotendeels afspeelt in een straal van ongeveer vijf kilometer rondom het huidige dorp Kollumerzwaag in de provincie Friesland. Het was geen rijke familie die belangrijke bestuurlijke functies bekleedde. Het waren geen beroemde schilders of schrijvers. Ze ontdekten geen continenten en waren geen oorlogshelden. Het waren gewoon hardwerkende, godvrezende en gezagsgetrouwe boeren op het Friese platteland.
Sinds het verschijnen van het Genealogysk Jierboekje is er veel aanvullende informatie beschikbaar gekomen, onder meer door de digitale ontsluiting van archieven, de digitalisering van oude (kadastrale) kaarten en de enorme hoeveelheid informatie die vandaag de dag op internet te vinden is. Daardoor kon ik op zoek gaan naar voorheen ontbrekende informatie, en naar de antwoorden op vragen als: Waar woonden ze precies? Waar lagen hun weilanden en akkers? Hoe verliep hun persoonlijke leven?
Het beantwoorden van die vragen blijkt complex. Ten eerste is de benodigde informatie versnipperd, vaak onvolledig, soms onjuist en soms helemaal niet beschikbaar. In de loop van de eeuwen is veel informatie verloren gegaan. Vooral over voorouders uit de zestiende eeuw is heel weinig bekend. Hoe verder terug in de tijd, hoe minder informatie beschikbaar is. Vóór 1811 kende Nederland bijvoorbeeld geen burgerlijke stand. Geboortes, huwelijken en overlijdens werden niet of slecht geregistreerd. Maar ook daarna is de beschikbare informatie vaak niet volledig.

(Google Maps, 2021)
Ook het vaststellen van locaties waar mijn voorouders woonden en werkten, bleek ingewikkeld. Dat iemand was geboren in Westergeest, of grond pachtte in Kollumerzwaag, bleek niet zomaar te vertalen naar de situatie vandaag de dag. ‘In’ of ‘onder’ Westergeest kon betrekking hebben op een groot gebied en de precieze locatie kon dichter bij Veenklooster liggen dan bij Westergeest. En wat ooit Zwagerveen heette, ligt nu midden in Kollumerzwaag. Bovendien zijn locaties lastig te achterhalen omdat straatnamen in het verleden niet gebruikelijk waren, nummering in de loop van de tijd is gewijzigd en de informatie soms gewoon niet bewaard is gebleven.
Verder werden namen in het verleden op verschillende manieren gespeld, ook als het om dezelfde persoon ging. Zo kon Gerrit bijvoorbeeld ook geschreven worden als Gerrijt of Gerryt, en Sierk werd ook gespeld als Sjirk of Sjerk. Een plaatsnaam als Veenklooster kwam ook voor als Veencloester, Feenclooster en Feencloester, en Friesland werd lange tijd geschreven als Vriesland. En als je in de geschiedenis duikt, kom je tenslotte allerlei woorden tegen waarvan je de betekenis niet kent, omdat ze vandaag de dag niet meer worden gebruikt. Woorden als greidland, bouland en miedland, oppervlaktematen als pondemaat, niet-decimale valuta als carolusguldens, en termen als grietenij, hornleger, voormond en boelgoed, om er een paar te noemen. Dit alles maakte het een ingewikkelde, maar ook fascinerende legpuzzel.
Meer dan een stamboom
Stambomen vertellen je doorgaans wie iemands ouders zijn, en diens ouders, wie wanneer werd geboren, en waar, en wie met wie trouwde. Maar namen, data en plaatsen vertellen maar een deel van het verhaal en zeggen weinig zonder context. Daarom heb ik aan de genealogische gegevens van mijn voorouders historische informatie toegevoegd. Over hun levensloop (met opmerkelijke, soms grappige, soms tragische weetjes), maar ook over de geschiedenis van Kollumerland (tot 1543 Oostbroeksterland), over het leven van boeren in Friesland in de voorbije eeuwen, over oorlogen, rampen en epidemieën uit die tijd.
Door informatie uit verschillende bronnen te combineren en analyseren, heb ik de informatie die al bekend was verder kunnen aanvullen en in een context kunnen plaatsen. Daardoor is een vollediger – zij het nog altijd onvolledig – beeld ontstaan over het leven van mijn Friese voorouders, en heb ik hun leven enigszins kunnen inkleuren. Om dat te kunnen doen, ben ik veel dank verschuldigd aan hen die de familie Van der Land eerder in kaart hebben gebracht en aan al diegenen die oude archieven en kadastrale gegevens beschikbaar hebben gemaakt en kennis over de geschiedenis van Kollumerland en Friesland hebben gedeeld.
Ik heb mij beperkt tot mijn voorouders via de mannelijke bloedlijn. Vijftien generaties (veertien als ik mezelf niet meereken) in een tijdsbestek van vijfhonderd jaar, beginnend rond het eind van de Middeleeuwen. Van die veertien voorouders hebben er slechts vijf de familienaam Van der Land. Vóór 1811 gebruikten de Friezen namelijk nog het aloude systeem van patroniemen, waarbij de ‘achternaam’ is afgeleid van de voornaam van de vader. Na het aannemen van de familienaam Van der Land blijven de patroniemen tot in de twintigste eeuw gebruikt worden, nu als tweede voornaam.
Hieronder wordt van die veertien generaties het leven geschetst voor zover dat nu nog te achterhalen en reconstrueren is. Met de links in de tekst kan je steeds naar de volgende generatie gaan. Of ga meteen naar degene over wie je meer wilt lezen:
1. Nitte (1490-±1525)
2. Laurens Nittes (1525-±1581)
3. Gerrijt Laurens (1553-1620)
4. Jacob Gerrijts (1579-1618)
5. Harmen Jacobs (1604-1678)
6. Sierk Harmens (1629-1694)
7. Harmen Sierks (1680-1724)
8. Sierk Harmens (1703-1767)
9. Hendrik Sierks (1734-1820)
10. Sierk Hendriks van der Land (1780-1843)
11. Hendrik Sierks van der Land (1814-1877)
12. Tjeerd Hendriks van der Land (1849-1924)
13. Sierk Tjeerds van der Land (1899-1986)
14. Pieter van der Land (1935-)
De gebruikte bronnen vindt je hier. Als je iets van deze pagina wilt gebruiken, houd dan rekening met het copyright. Wil je reageren of heb je aanvullende informatie, klik dan hier. Veel vragen blijven nog onbeantwoord en waar mogelijk zal deze pagina verder worden aangevuld, dus aanvullende informatie is welkom.
1. Nitte (1490-±1525)
Klooster De Olijfberg
In het Praemonstrantenser klooster De Olijfberg wordt in het jaar 1490 een jongetje geboren. Zijn moeder geeft hem de naam Nitte. Klooster De Olijfberg is omstreeks het jaar 1240 door Norbertijnen (een katholieke kloosterorde) gesticht als een ‘dochterklooster’ van het Bonifatiusklooster in Dokkum. Het klooster wordt vanwege de ligging aan de rand van veenmoerassen ook wel het Veenklooster genoemd. Het dorp dat bij het klooster ontstaat, langs de kruising van wegen van en naar de dorpen Kollum, Oudwoude, Kollumerzwaag en Twijzel, krijgt eveneens de naam Veenklooster.
Aanvankelijk is De Olijfberg een gemengd klooster, waar zowel monniken als nonnen wonen. Dit leidt tot problemen; waarschijnlijk wordt het celibaat niet erg nageleefd en worden er teveel kinderen geboren. De monniken verhuizen naar het Monckehuys, een uithof (kloosterboererij met landerijen) bij Westerburen, zo’n acht kilometer ten noorden van Veenklooster. Wanneer dit precies gebeurt, is onbekend, maar vermoedelijk ver voordat Nitte in 1490 in het klooster wordt geboren. Dat maakt het niet heel waarschijnlijk dat de vader van Nitte een monnik uit hetzelfde klooster was – tenminste, ervan uitgaande dat de scheiding van de seksen het probleem heeft opgelost.
In het Veenklooster wonen alleen adellijke jonkvrouwen. Dat betekent dat de moeder van Nitte, wiens identiteit onbekend is, waarschijnlijk van adel is en hoogstwaarschijnlijk ongetrouwd. Nitte is dus waarschijnlijk een onwettig kind. Over het Veenklooster is verder weinig bekend, maar wel dat in 1480 de prior/proost (de mannelijke bestuurder) van De Olijfberg, ene heer Engbert, vijf jonkvrouwen rooft uit het klooster Cusemar nabij het Groningse Oldeklooster (ook een dochterklooster van het klooster in Dokkum). Dit is tien jaar voor de geboorte van Nitte. Het is dus niet geheel uitgesloten dat de moeder van Nitte van Groningse afkomst is.
Wie de vader van Nitte is, is ook niet bekend. Is het toch een monnik? Is het een knecht of bediende (de bedienden in het vrouwenklooster zijn nog wel mannen)? Een soldaat op doorreis? Iemand uit het dorp? Het zal altijd een mysterie blijven. Daarom begint mijn stamboom bij Nitte; hij is mijn oudste bekende voorvader via de mannelijke bloedlijn.

(J. Stellingwerf, 1723)

(Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
Oostbroeksterland / Kollumerland rond 1500
Nitte wordt geboren in het gewest Friesland, dat net als de andere gewesten van de lage landen aan de Noordzee tot het Habsburgse Rijk behoort. Het gewest Friesland verschilt van de andere Nederlandse gewesten in de zin dat het niet onder het gezag van een ‘landsheer’ valt (een door de keizer aangestelde vorst die over een bepaald gebied regeert). Dit staat bekend als de ‘Friese vrijheid’; bestuur en rechtspraak is in handen van de Friezen zelf en vindt voornamelijk op lokaal niveau plaats. Hier zal overigens al vroeg in het leven van Nitte een einde aan komen.
Het gewest Friesland bestaat in die tijd uit gouwen: Westergo en Oostergo. De streek waar Nitte wordt geboren ligt in Oostergo en behoort tot de grietenij Oostbroeksterland. Een grietenij is wat we vandaag de dag een gemeente noemen. Het bestuur van de grietenij is in handen van een ‘grietman’, een soort burgemeester die ook openbaar aanklager en rechter is. De grietenij Oostbroeksterland, gelegen tussen Dantumadeel en Kollumerland, is gelegen bij de Lauwerszee, in het uiterste noordoosten van het gewest Friesland.
Net als grote delen van Friesland bestaat Oostbroeksterland voornamelijk uit agrarisch gebied. Verspreid over het grondgebied van de grietenij liggen diverse kleine dorpen. Vaak bestaan die dorpen uit niet veel meer dan een paar huizen en boerderijen. De inwoners zijn vrijwel allemaal werkzaam in de landbouw en veeteelt, als boer, knecht of arbeider. Niet-agrarische beroepen, zoals timmerman, smid, wever, kleermaker, herbergier of handelaar, komen alleen voor in de grotere dorpen.
In de tijd dat Nitte wordt geboren is het leven op het Friese platteland niet bepaald comfortabel. De meeste huizen en boerderijen zijn gemaakt van hout, met een dak van riet, stro of hout. Ze bestaan vaak uit één ruimte, waarin gegeten en geslapen wordt. Eten wordt bereid op een open vuur dat ook voor warmte moet zorgen, sanitaire voorzieningen zijn er niet. Verharde wegen zijn er ook niet in Oostbroeksterland, alleen onverharde wegen, zandpaden en karrensporen. In de winter zijn deze door de modder nauwelijks begaanbaar.
Een groot deel van de grond in Oostbroeksterland is in handen van adellijke families en de kloosters (Friesland telt in deze periode ongeveer vijftig kloosters op een inwoneraantal van naar schatting zo’n 75.000). De meeste boeren pachten (huren) de grond van de eigenaar en sommige boeren hebben wat eigen grond in bezit. Wie grond pacht, betaalt daarvoor begin zestiende eeuw rond de negen à veertien stuivers per pondemaat (1 pondemaat = 0,37 hectare).
De streek waar Oostbroeksterland deel van uitmaakt, grenst aan de Lauwerszee, waar het tijdens stormen flink tekeer kan gaan. Vanaf daar loopt een smalle zeearm, het Dokkumerdiep, langs de noordkant van de grietenij naar de stad Dokkum. Het water van de Lauwerszee en het Dokkumerdiep vormt een constant gevaar voor de inwoners van Oostbroeksterland. Dijken beschermen het land, maar die dijken zijn in slechte staat door achterstallig onderhoud en schade door eerdere stormen. Er doen zich tijdens het leven van Nitte dan ook regelmatig overstromingen voor. Zo zorgt een zware storm op 16 oktober 1502 voor veel schade aan de dijken, wat leidt tot overstromingen en schade aan land en huizen. Ook op 26 september 1509 vinden overstromingen plaats. Inwoners komen om het leven, vee verdrinkt en huizen raken beschadigd.

(Rijksmuseum)

(Rijksmuseum)
Oorlog tussen Schieringers en Vetkopers
Tijdens het leven van Nitte is het vrijwel permanent oorlog. Het gewest, dat behalve delen van het huidige Friesland ook delen van Groningen omvat, is verwikkeld in de strijd tussen twee zogeheten ‘partijschappen’: de ‘Schieringers’ en de ‘Vetkopers’. In dit conflict, dat de Friezen al bijna twee eeuwen verdeelt, strijden wisselende bondgenootschappen van adellijke families met hun legers om de macht. Ook de kloosterordes hebben zich in het conflict gemengd; de Bernardijnen aan de kant van de Schieringers en de Norbertijnen (de orde die het Veenklooster heeft gesticht) aan de kant van de Vetkopers. De Schieringers zijn aanhangers van de hertog van Saksen en later Karel V, de Vetkopers zijn loyaal aan het bestuur van de stad Groningen en later Karel van Gelre.
Het conflict leidt geregeld tot veldslagen. Omdat het de keizer niet lukt om het conflict in Friesland te beëindigen, benoemt hij hertog Albrecht van Saksen in 1495 tot gouverneur en legeraanvoerder (‘potestaat’) van het gewest. Hiermee komt een einde aan de ‘Friese vrijheid’. De hertog stuurt een leger naar Friesland en vanaf dan laait de oorlog weer op. Hoewel de boeren in Oostbroeksterland geen partij zijn in de oorlog, en ze zich vast niet met de politieke tegenstellingen hebben beziggehouden, hebben ze er wel zwaar onder te lijden. Oostbroeksterland is gelegen in de driehoek Leeuwarden – Dokkum – Groningen, de belangrijkste steden in de oorlog. Voor iedere partij in het conflict is Kollum strategisch gelegen en het dorp Westergeest ligt precies op de route van Kollum naar Dokkum. Legers en bendes trekken precies door deze streek, van en naar Groningen, van en naar Dokkum. Dit gaat vaak gepaard met plundering, brandstichting, verkrachting en moord. Hooi en stro dat de boeren uit de buurt normaal gesproken voor hun eigen dieren gebruiken, moeten ze nu afstaan voor de paarden van de soldaten.
Op 19 mei 1515 verkoopt de hertog zijn rechten op Friesland aan keizer Karel V. Karel stelt Floris van Egmont aan als zijn eerste Friese stadhouder, maar heeft daarmee nog geen controle over het gebied. Hertog Karel van Gelre steunt de Vetkopers en stuurt een leger naar Friesland, dat zich in Gerkesklooster en Kollum legert en de omgeving teistert met plunderingen en brandstichting. In mei 1517 is het weer raak. Nadat een aanval op Kollum is afgeslagen, trekken soldaten door Oostbroeksterland en omliggende grietenijen, waar ze roven en plunderen. Koeien, paarden, ossen en schapen worden geroofd dan wel gedood, huizen geplunderd en bewoners mishandeld. In 1521 trekken troepen in dienst van Philips van Bourgondië door Friesland. Een deel van dit leger trekt naar Kollum en vervolgens via Veenklooster naar Buweklooster. Iedere keer als ze door een gebied komen, nemen ze mee wat ze willen. De lokale bevolking is machteloos. De oorlog tussen de Schieringers en de Vetkopers zal tot 1524 duren. In december van dat jaar verdrijft het leger van Karel V de Geldersen uit Friesland en als ‘Heerlijkheid Friesland’ (een gebied onder gezag van een heer) wordt het gewest toegevoegd aan de Habsburgse Nederlanden.
Persoonlijk leven
Hoe Nitte al die jaren heeft doorgebracht, is onbekend. Over zijn persoonlijke noch zijn werkzame leven is iets bekend. Misschien heeft hij als knecht op de landerijen van het Veenklooster gewerkt, of is hij op enig moment grond gaan pachten. Aangezien De Olijfberg een vrouwenklooster is, zal Nitte op enig moment het klooster hebben verlaten en elders zijn gaan wonen. Wellicht is hij naar het Monckehuys bij Westerburen verhuisd. Het enige dat we weten, en met de nodige slagen om de arm, is dat Nitte op een onbekende datum in 1525 met een onbekend gebleven vrouw trouwt. Kort daarna wordt hun zoon geboren: Laurens (of Lauwerens, 1525-1581, nummer 2).
Nitte overlijdt waarschijnlijk in datzelfde jaar, 1525. Hij wordt dus slechts 34 of 35 jaar oud. Zijn doodsoorzaak is onbekend. Is hij aan een ziekte overleden? Is hij een gewelddadige dood gestorven? Heeft hij aan het eind van de oorlog in het gewest Friesland meegevochten met een volksleger? We zullen het waarschijnlijk nooit weten.
2. Laurens Nittes (1525-±1581)
Persoonlijk leven
Laurens (of Lauwerens) Nittes wordt in 1525 geboren in Westergeest in de grietenij Oostbroeksterland. De vraag is waar precies. Het dorp Westergeest ligt ongeveer vier kilometer ten noordwesten van Veenklooster en halverwege tussen Veenklooster en Westerburen, waar in die tijd het Monckehuys is gevestigd. Maar een groot deel van het gebied ten westen van Veenklooster (Zwagerveen, het huidige Kollumerzwaag, Wijgeest, Kettingwier en Triemen) wordt in die tijd ook tot het dorpsgebied Westergeest gerekend. Laurens Nittes wordt dus ergens in deze omgeving geboren. Als het klopt dat Nitte in 1525 overlijdt en Laurens in dat jaar wordt geboren, dan heeft Laurens zijn vader niet gekend.
Het is niet bekend of Laurens Nittes broers of zussen heeft. Een kleine indicatie is dat in het Register van de Geestelijke Opkomsten van Oostergro in 1581 een Jorien (mogelijk Jurien of Jurjen) Nittesz voorkomt waar ook een “Laurens op der Geest” wordt genoemd. Die laatste is vermoedelijk Laurens Nittes, die in dat jaar in Westergeest woont. Westergeest staat ook wel bekend als ‘Geast’ of ‘Geest’ en is gelegen op een zandrug, wat hoger dan de rest van de omgeving, wat “op der Geest” een aannemelijke verwijzing maakt. Jorien zou een broer van Laurens kunnen zijn. In datzelfde jaar is een Foppe Nittes pachter van grond van de pastorie van de kerk in Kollumerzwaag terwijl Laurens op dat moment grond van de kerk in Westergeest pacht. Wellicht is ook dit een broer. Verder wordt in 1595 nog een Pytter Nittes “op ‘t veen” genoemd en pacht een Cornelis Nitters grond van de kerk bij Buitenpost. Of dit inderdaad broers zijn, valt vooralsnog niet vast te stellen.
Laurens Nittes trouwt op een onbekende datum, maar uiterlijk in 1541, met een onbekend gebleven vrouw. Samen krijgen zij vier kinderen: zoon Romcke (1541-1595), dochter Nees (1545-1586), zoon Nitte (1550-1616) en zoon Gerrijt (1553-1620, nummer 3).
Oostbroeksterland / Kollumerland in de eerste helft van de zestiende eeuw
In 1525 is de rust in Oostbroeksterland weergekeerd. De oorlog is voorbij, er dreigt geen gevaar meer van rondtrekkende en plunderende troepen en de inwoners van kunnen zich weer op hun dagelijkse werk richten. Maar de gevolgen van de oorlog en de zware belastingen drukken zwaar op de verarmde bevolking. Het is een dure tijd en er is gebrek aan vrijwel alles. Omdat veel graan en hooi vanuit Oostbroeksterland en omliggende grietenijen naar andere streken wordt uitgevoerd, ontstaan er tekorten en stijgen de prijzen. In mei 1543 wordt het daarom verboden om nog langer graan en levensmiddelen uit te voeren. Later dat jaar wordt de regio opgeschrikt door plotselinge sterfte van vee. Hoogstwaarschijnlijk heerst er veepest. De hoge prijzen zullen nog tot 1546 aanhouden.
In 1543 komt er een einde aan de grietenij Oostbroeksterland. Het grondgebied van de grietenij wordt verdeeld: het westelijke deel wordt bij de grietenij Dantumadeel gevoegd, het oostelijke deel bij de grietenij Kollumerland. Vanaf dan speelt het leven van mijn voorouders zich af in Kollumerland.
Ondertussen blijft het water een gevaar vormen. In 1530 geeft het gewest weliswaar opdracht om een aantal dijken te verhogen en verbreden, waaronder die bij Westergeest, maar dat kan niet voorkomen dat een zware najaarsstorm op 31 oktober 1532 overstromingen veroorzaakt. En tijdens de strenge winter van 1552 leidt een storm op 13 januari opnieuw op diverse plekken tot dijkdoorbraken, met veel schade tot gevolg. De jaren daarna worden de leefomstandigheden er niet beter op. In 1557 hebben heel de Habsburgse Nederlanden te lijden onder hongersnood en hoge prijzen. En in 1559 is sprake van een slechte oogst, met opnieuw hoge prijzen en hongersnood tot gevolg.

(Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

(Google Maps, 2021)
Tachtigjarige Oorlog
In 1568 begint de Opstand van de Nederlandse gewesten van het Spaans-Habsburgse rijk tegen het gezag van koning Filips II. Het is het begin van de Tachtigjarige Oorlog. De Friezen zijn tijdens de Reformatie in groten getale overgegaan op het hervormde geloof en aangezien de katholieke Spaanse koning daarmee hun vijand is, kiezen ze de kant van de Opstand. Filips stuurt daarop de hertog van Alva naar het noorden om samen met stadhouder Caspar de Robles de Friezen in het gareel te krijgen.
De inwoners van Kollumerland krijgen al snel met de gevolgen van de nieuwe oorlog te maken. Na de slag bij Jemgum in Oost-Friesland op 21 juli 1568, waar de opstandelingen een nederlaag lijden, trekt een deel van de Spaansgezinde soldaten via Kollumerland richting Leeuwarden, met in hun kielzog hun vrouwen en kinderen. Die soldaten en hun families hebben onderweg onderdak en eten nodig en de bevolking van Kollumerland wordt geacht daarvoor te zorgen.
In 1579 sluit Friesland zich aan bij de Unie van Utrecht. Dit betekent ook een verandering in de bestuurlijke structuur van het gewest. De gouwen worden vervangen door drie kwartieren: Westergoo, Oostergoo en Zevenwouden, onderverdeeld in dertig grietenijen. Het vierde kwartier is het stedenkwartier, bestaande uit de elf Friese steden. (Deze indeling zal bestaan tot 1795 blijven bestaan.)
In maart 1581 kiest de graaf Rennenberg, stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe en zelf katholiek, de kant van de Spanjaarden. Een Nederlands-Engels leger onder leiding van John Norreys valt de troepen van Rennenberg aan. Weer bevinden de inwoners van Kollumerland zich midden tussen de strijdende partijen. Veel protestanten vluchten naar Leeuwarden, katholieken vluchten naar Groningen. Op 16 juli 1581 komt het tot een veldslag bij Kollum. Het leger van Rennenberg wordt verslagen. Op 26 juli 1581 wordt door de Staten-Generaal van de Nederlanden het Plakkaat van Verlatinghe opgesteld. Hierin verklaren de noordelijke gewesten van de Nederlanden zich onafhankelijk van de Spaans-Habsburgse koning Filips II.
Allerheiligenvloed
Behalve met oorlogshandelingen krijgen de inwoners van Kollumerland in de nacht van 1 op 2 november 1570 ook met natuurgeweld te maken. Een hevige storm raast over Friesland en stuwt het water rond het gewest op. Ook in de Lauwerszee. De stormvloed, die de geschiedenis zal ingaan als de Allerheiligenvloed, zet grote delen van Kollumerland onder water. Ook andere delen van Friesland worden zwaar getroffen. Het zoute zeewater is funest voor de vruchtbaarheid van de grond. De graanoogst in 1571 valt daardoor tegen, wat leidt tot schaarste prijzen die weer omhoog schieten. En het wordt voorlopig niet beter. In december 1572 doen zich weer overstromingen voor. De daarop volgende winter van 1572-1573 is koud en lang. De lange winter en nieuwe overstromingen in de lage delen van Friesland in augustus 1573 resulteren die zomer in een grotendeels mislukte oogst. Ook in de jaren daarna zullen de inwoners van Kollumerland regelmatig met overstromingen te maken hebben.
Pachter van de kerk
Over het leven van Laurens Nittes gedurende deze jaren is weinig bekend, behalve dat hij aan het eind van zijn leven bij de kerk in Westergeest woont. Deze kerk is in de dertiende eeuw gebouwd op initiatief van het Bonifatiusklooster in Dokkum, dat ook klooster De Olijfberg liet bouwen. De kerk staat er nog: het is nu de hervormde kerk aan de Kalkhúswei 1 in Westergeest.
Tijdens het leven van Laurens Nittes is dit dus nog een katholieke kerk. In de loop van de zestiende eeuw lopen de spanningen binnen de kerk echter op en een breuk dient zich aan. Steeds meer mensen, waaronder ook het overgrote deel van de Friezen, stapt over van het katholieke naar het hervormde geloof. Voor Laurens Nittes zal dit lastig zijn geweest, want hij is pachter van grond van de kerk. Voor de pacht van één pondemaat (0,37 hectare) grond in Westergeest is Laurens jaarlijks negen stuivers schuldig aan prebendarius Douwe Wibrandt (of Douwe Witthiesz), de eigenaar van het ‘Hillige Cruis- end Sint-Anna-leen’. Dit leen heeft het beheer over diverse percelen grond rond Westergeest, Veenklooster, Kollumerzwaag en Kollum.
Laurens betaalt Wibrandt voor de pacht, totdat de Friese Staten op 11 maart 1580 het katholicisme verbieden en alle katholieke bezittingen confisqueren. Wibrandt wijkt op dat moment uit om vervolging te voorkomen. Of Laurens Nittes de overstap naar het hervormde geloof maakt, is niet bekend.

(Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

(De toren van de kerk is in de achttiende eeuw verlaagd.)
Overlijden
Laurens Nittes overlijdt waarschijnlijk in 1581, ongeveer 56 jaar oud. Zijn doodsoorzaak is niet bekend. Is hij slachtoffer van de oorlog in dat jaar? Een andere mogelijkheid is dat hij overlijdt aan de pest, de dodelijke ziekte die in 1581 naar verluidt ook in Westergeest heerst.
3. Gerrijt Laurens (1553-1620)
Persoonlijk leven
Gerrijt Laurens wordt geboren in 1553 in Westergeest in de grietenij Kollumerland. Hij is de jongste in het gezin van Laurens Nittes en zijn vrouw.
Gerrijt trouwt op een onbekende datum, waarschijnlijk in 1578, vermoedelijk met de doopsgezinde Griet Jansdr (1550-1632). Samen krijgen zij in ieder geval twee kinderen: de zonen Laurens (1578-1633) en Jacob (1579-1618, nummer 4).
In 1581, als Gerrijt Laurens 28 is, overlijdt zijn vader. Vijf jaar later, in 1586, overlijdt zijn zus Nees. Gerrijt wordt vanaf dan voogd (‘voormond’) van de kinderen van Nees en haar inmiddels ook overleden man Gerrijt Fockes. De oudere broers van Gerrijt, Romcke en Nitte, overlijden in respectievelijk 1595 en 1616.
Uit een op 29 juni 1603 opgemaakte borgstelling, die door Gerrijt Laurens wordt ondertekend met X, blijkt dat hij niet kan schrijven.
Welvaartsgroei ondanks voortdurende oorlog
De ‘onafhankelijkheidsverklaring’ in juli 1581 heeft geen einde gemaakt aan de Tachtigjarige Oorlog. In Friesland wordt ook in de jaren daarna nog flink gevochten. Spaansgezinde troepen trekken plunderend door Kollumerland, de troepen van graaf Willem Lodewijk doen een beroep op de inwoners voor onderdak en voedsel. Het kost de arme grietenij handenvol geld en daar komende stijgende belastingen om de oorlogskosten te dekken nog eens bij. Begin jaren negentig van de zestiende eeuw heeft Kollumerland minder last van de oorlog, al trekt in mei 1592 wel een groep Spaanse soldaten vanuit Steenwijk naar Kollum. De Spanjaarden plunderen Kollum en diverse omliggende dorpen en een aantal inwoners worden gevangengenomen.
Niettemin is de tweede helft van de zestiende eeuw voor de inwoners van Kollumerland een tijd van groeiende welvaart. De vruchtbare grond brengt veel op, er vind zelfs export plaats naar omliggende gewesten, en de bevolkingsomvang groeit (een teken van welvaart). In de loop van de eeuw worden steeds meer houten huizen in Kollumerland vervangen door boerderijen van baksteen. De rieten daken maken plaats voor dakpannen. Tegen het eind van de eeuw komt het ‘gewone Friese huis’ op: een woonhuis met stal en hooiberg onder één dak.
Een andere ontwikkeling is het gebruik van paarden. In de eerste helft van de zestiende eeuw hebben de meeste boeren in Kollumerland nog geen paarden. In de tweede helft van de eeuw verandert dit en kunnen meer boeren zich een paard veroorloven. Dit heeft ook als voordeel dat de door henzelf voortgetrokken handkar kan worden ingeruild voor een paardenkar. Ook Gerrijt Laurens zal paarden en een paardenkar blijken te hebben.
Verder wordt in deze periode het grondgebied van de grietenij uitgebreid. Het nieuw ingepolderde gebied Nieuw Kruisland, ten noordoosten van Kollum, is aanvankelijk een zelfstandige grietenij, maar wordt rond 1578 bij Kollumerland gevoegd. Vanaf dan heet de grietenij Kollumerland en het Nieuw Kruisland.
Pachter van het ‘corpus van Veenklooster’
Halverwege de zestiende eeuw is de Reformatie in volle gang en dat heeft ook gevolgen voor klooster De Olijfberg in Veenklooster. In 1579 verlaten de nonnen het klooster. Op 11 maart 1580 wordt het katholicisme door de Friese Staten afgeschaft en wordt het klooster en al diens bezittingen geconfisqueerd en eigendom van de Staten van Friesland. Behalve het klooster zelf gaat het daarbij om enkele bijgebouwen, de boerderij van het klooster en 245 hectare landbouwgrond rondom het klooster. Die landbouwgrond werd in het verleden door monniken en nonnen bewerkt. De grond, boerderij en andere gebouwen die bij het klooster hoorden, worden gezamenlijk het ‘corpus’ genoemd.
De Friese Staten verpachten de stukken grond van het corpus aan boeren uit de omgeving en Gerrijt Laurens is één van hen. En niet de minste. Uit een inventarisatie van de opbrengsten uit de kloostergoederen, opgemaakt in 1606, blijkt dat Gerrijt van de corpuslanden “34 ackers boulandt ende 43 1/2 mansmadt meden met 9 pondematen fennen” pacht, voor een bedrag van 56 goudguldens. In hedendaags Nederlands: boulandt is akkerland, meden zijn hooilanden en fennen zijn weilanden. Een ‘mansmadt’ is het stuk grond dat één man op een dag kan bewerken.
Gerrijt Laurens pacht dus een aanzienlijke hoeveelheid grond. Hoe dat zo gekomen is, is niet duidelijk. Mogelijk pacht Gerrijt de grond van het corpus aanvankelijk samen met Keimpe Wierts, gezien het feit dat de grietman van Kollumerland en het Nieuw Kruisland, Bocke van Feijtsma, op 6 juni 1602 de kosten van een pomp (een duiker voor waterafvoer) in rekening brengt bij zowel Gerrijt Laurens als Keimpe Wierts als gebruikers van het corpus. In 1606 Is Gerrijt Laurens de enige pachter. Van zijn vader weten we alleen dat hij één pondemaat grond pachtte; er is dus iets wezenlijks veranderd.

(Schotanuskaart, 1689)

(Google Maps, 2021)
Vogelkooi
Behalve akkers, weilanden en hooiland pacht Gerrijt vanaf 1 mei 1596 nog iets anders: een vogelkooi (ook wel eendenkooi). Uit een uitspraak van het gerecht van Kollumerland op 30 maart 1596 blijkt dat Gerrijt vanaf die datum een “huis- en kooizettinge” overneemt van de vorige huurder, Tymon Jacobs. Dit betreft de kooi met “de gehele vlucht van eenden, talingen en ander gevogelte, mitsgaders de korven, praam en al hetgeen bij de kooi is en daartoe behoort, niets uitgezonderd, en het aanpart van Tymon Jacobs in de huizinge, met hetgeen daaraan aard-, spijker- en nagelvast is en daartoe behoort.” Als vergoeding betaalt Gerrijt 304 goudguldens en negentien stuivers.
Een vogel- of eendenkooi is een vanginrichting om watervogels te vangen. De eerste vogelkooien worden gebouwd in de veertiende en vijftiende eeuw door grootgrondbezitters, zoals adellijke families. Zij beschikken over over de financiële middelen om vogelkooien te bouwen en – niet onbelangrijk – het recht om te jagen. Vogelkooien bestaan uit een stuk grond met een waterplas (bestaand of speciaal voor de kooi gegraven). Daaromheen worden bomen en bossages geplant, zodat er een rustige, beschutte omgeving ontstaat, waar watervogels zich thuis voelen. Aan één of meerdere kanten van de waterplas wordt met netten een vanginrichting gebouwd. Door de vogels de goede kant op te jagen, weet de kooiker de ze in die netten te vangen.
Met de overeenkomst in 1596 verkrijgt dan 43-jarige Gerrijt Laurens het recht om de eendenkooi op het corpus Veenklooster te gebruiken. Daarmee verkrijgt hij ook het recht om te jagen; de eenden en andere vogels die hij vangt, zijn voor hem. Het is zwaar werk, de vogelkooi vraagt veel onderhoud en Gerrijt heeft daarnaast nog zijn akkers, weilanden en hooiland.
Op de Schotanuskaart van Veenklooster en omgeving uit 1689 hierboven staat de vogelkooi ten noorden van Veenklooster vermeld. Op de Schotanuskaart uit 1718 staat de kooi ook nog afgebeeld. In 1730 wordt een nieuwe kaart van de omgeving getekend en de vogelkooi staat er dan niet meer op. Ergens in de jaren ervoor zal hij buiten gebruik zijn geraakt. Vandaag de dag is er geen spoor van de vogelkooi meer terug te vinden, de plek is nu grasland.

(Schotanuskaart, 1689)

(Google Maps, 2021)
Overlijden en erfenis
Gerrijt Laurens overlijdt in februari/maart (in ieder geval vóór 15 maart) 1620 in Veenklooster, ongeveer 67 jaar oud. Dankzij een inventarisatie in zijn sterfhuis hebben we een gedetailleerd beeld van zijn nalatenschap:
Gerrijt Laurens laat een akker aan de oostkant van Veenklooster na, die hij in eigendom had (al voor zijn huwelijk met Griet Jans). Verder heeft hij het gebruik van de eendenkooi en de daar omheen staande bomen. De pacht van de eendenkooi loopt nog acht jaar (zo is vastgelegd in een resolutie van het Landschap (provinciaal bestuur) over de landerijen van het voormalige klooster De Olijfberg).
Verder laat Gerrijt een merrie, een hengst, een merrieveulen, een koe en een ‘bollehokkelingh’ (een eenjarig kalf) na. De nagelaten inboedel bestaat uit een zadel, een toom (teugels), een ‘beslagen wagen’ en een slede. Eén item in de inventaris valt op: Gerrijt blijkt in het bezit te zijn van een rapier. Een rapier is een slank type zwaard, vergelijkbaar met de latere degen. Met name mannen van rijke komaf hebben in de zestiende eeuw een rapier. Dat roept de vraag op: wat moet Gerrijt Laurens als boer met een rapier en vooral: hoe komt hij eraan?
Verder laat Gerrijt Laurens diverse geldstukken na met een totaalwaarde van 450 goudguldens. Een kort voor zijn dood voor 31 daalders (ongeveer 33 goudguldens) verkochte merrie is nog niet betaald. Verder heeft hij nog voor honderd daalders (ongeveer 107 goudguldens) aan vorderingen uitstaan, die aan zijn weduwe toekomen.
Gerrijt Laurens blijkt ook in het bezit van diverse vreemde valuta: vijf dubbele Spaanse pistoletten (gouden muntstukken), ieder ter waarde van zeven stuivers en twaalf penningen; een oude rosenobel (Engelse gouden munt) ter waarde van negen stuivers; een gouden sitter (Engelse munt) ter waarde van zes stuivers en een Spaanse daalder waarvan de waarde niet wordt genoemd. Verder laat hij een dubbele dukaat (gouden munt) na ter waarde van acht stuivers en vier penningen, en een dubbele gouden koningsdaalder ter waarde van zes stuivers en drie penningen. Aan kleingeld zijn er 39 stuivers en acht penningen, waarnaast apart worden vermeld dertien stuivers aan oud zilvergeld en negentien carolusgulden plus vijftien stuivers. Wat “een derde deel van een portugalijser” is, ter waarde van veertien carolusgulden, is mij niet duidelijk.
Als je het werkzame leven van Gerrijt Laurens beschouwt, als pachter van een groot deel van het corpus van Veenklooster en gebruiker van de eendenkooi, en daar de erfenis aan toevoegt, dan ontstaat de indruk dat Gerrijt Laurens succesvol ‘geboerd’ heeft.
4. Jacob Gerrijts (1579-1618)
Persoonlijk leven
Jacob Gerrijts wordt geboren in 1579 in Westergeest in de grietenij Kollumerland en het Nieuw Kruisland. Jacob is de jongste zoon van Gerrijt Laurens en zijn vrouw.
Jacob Gerrijts trouwt op een onbekende datum, maar uiterlijk in 1604, met de doopsgezinde Hil Isbrantsdr. Samen krijgen zij drie kinderen: Harmen (1604-1678, nummer 5), Lysbeth (1604-1648) en Jacob (1608-1648). Harmen en Lysbeth worden in hetzelfde jaar geboren en zijn mogelijk een tweeling.
Het gezin woont in een kamer, “omtrent drie vak groot”, in het voormalige klooster De Olijfberg. Een ‘vak’ is de afstand tussen twee gebinten in een huis, doorgaans ongeveer twee meter. De kamer zal dus ongeveer 36 vierkante meter hebben gemeten. Een andere conclusie die getrokken kan worden, is dat de Staten van Friesland behalve de landerijen van het klooster blijkbaar ook woonruimte in het voormalige klooster verhuren.


Werkzame leven
Hoewel ik het over ‘boeren’ heb, is dat van oudsher niet het woord waarmee de Friese boeren worden aangeduid. De gebruikelijke benaming is ‘huisman’. Daarmee worden zowel kleine als grote boeren bedoeld. Pas in de negentiende eeuw komen de termen ‘veehouder’ en ‘landbouwer’ op. Kleine boeren worden dan vaak ‘koemelker’ genoemd. Boeren zijn de belangrijkste bevolkingsgroep op het platteland van Kollumerland. Ze vormen een gesloten stand: vrijwel iedere zoon wordt boer, net als zijn vader. Dat geldt ook voor Jacob Gerrijts, maar wat hij precies doet en of/waar hij grond pacht, is niet bekend. Een kleine indicatie is dat zijn zonen later twee akkers bouwland in Veenklooster erven, waarop rogge wordt verbouwd. (Op 8 juni 1648 verkopen de broers namelijk deze twee akkers, inclusief de rogge die erop staat.) Tijdens Jacob’s leven leeft ook zijn vader nog, dus hij heeft geen grond, huis of geld geërfd.
Overlijden
Jacob Gerrijts overlijdt al jong, op 39-jarige leeftijd (twee jaar voordat zijn vader overlijdt). Hij overlijdt in februari/maart (in ieder geval vóór 11 maart) 1618 in Veenklooster. De erfenis van Jacob Gerrijts is beperkt: hij laat drie koeien en een schaap na. Ook heeft Jacob nog diverse vorderingen (inschulden) uitstaan, samen 336 goudgulden. Aan gereed geld laat hij zestig goudgulden en zestien penningen na.
Na zijn overlijden worden zijn vader Gerrijt Laurens en zijn broer Laurens Gerrijts voogd van de drie minderjarige kinderen van Jacob. Zijn weduwe Hil Isbrantsdr hertrouwt met Willem Sippeszn uit Nieukerck (het huidige Oosternijkerk). Ze gaan samen in Veenklooster wonen.
5. Harmen Jacobs (1604-1678)
Geboorte en jeugd
Harmen Jacobs wordt geboren op 28 februari 1604 in Veenklooster in de grietenij Kollumerland en het Nieuw Kruisland. Harmen is de oudste van de drie kinderen van Jacob en Hil. Zijn vader overlijdt als Harmen veertien jaar is.
Harmen Jacobs is naar verluidt doopsgezind. Dat zou niet heel vreemd zijn, aangezien zowel zijn moeder, Hil Isbrantsdr, als zijn oma, Griet Jansdr, doopsgezind waren.
Harmen Jacobs is de eerste in mijn stamboom van wie we weten dat hij als kind naar school gaat. Harmen leert namelijk lezen, zo zal hieronder duidelijk worden.
Tot in de vijftiende eeuw gaan kinderen op het Friese platteland nauwelijks naar school. De meeste kinderen worden al op jonge leeftijd geacht bij te dragen aan het werk op de boerderij en op het land. Voorzien in het levensonderhoud wordt belangrijker gevonden dan kennis opdoen. Kinderen leren wat ze moeten leren van familie en de dorpsgemeenschap. Vanaf eind zestiende eeuw en in de zeventiende eeuw verandert dat geleidelijk. Vanaf eind zestiende eeuw is er een school in Westergeest en vanaf begin zeventiende eeuw ook één in Kollumerzwaag en één in Oudwoude. Zoals overal op het platteland wordt ook in Kollumerland het onderwijs geregeld door de plaatselijke kerk. De school en de schoolmeester worden betaald door de kerk de schoolmeester klust doorgaans bij als organist of koster in de kerk.
Van de scheiding tussen kerk en staat is tot 1795 geen sprake, maar ook daarna blijven school en kerk nauw verbonden. Behalve dat kinderen op school leren lezen en schrijven zorgt de kerk er zo voor dat ze ook het gewenste godsdienstonderwijs krijgen. Doorgaans is er maar één onderwijzer en zitten alle kinderen in één ruimte. Niettemin is het onderwijs op het platteland tot in de negentiende eeuw over het algemeen beter dan in steden. Ook gaan daar relatief meer kinderen naar school. Toch is het in de eerste helft van de zeventiende eeuw zeker nog geen vanzelfsprekendheid dat kinderen op het Friese platteland, zoals Harmen Jacobs, onderwijs krijgen.
Oom Laurens
In oktober 1621 raast er een storm door Friesland. De dijk tussen Kollum en Dokkum breekt en grote delen van Kollumerland lopen onder water. Veel boeren in de omgeving lopen lijden schade, waaronder degenen die grond pachten van “deser Landtschappe gehorende onder t Convent van Feenclooster.” In 1622 krijgen zij een schadevergoeding. Onder hen is Laurens Gerrijts. Hij krijgt 75 goudguldens uitgekeerd.
Waarom is dit relevant? Laurens Gerrijts maakt immers geen deel uit van mijn stamboom. Welnu: de vader van Harmen Jacobs, Jacob Gerrijts, is in 1618 overleden. Zijn oom Laurens Gerrijts, de broer van Jacob, is sindsdien de curator van de nog minderjarige Harmen. Oom Laurens zal een belangrijke rol spelen in het leven van Harmen, om twee redenen:
De eerste is dat Harmen dankzij oom Laurens zijn toekomstige echtgenote leert kennen. Dat zit zo: net als zijn vader pacht Laurens Gerrijts in 1622 grond behorende bij het corpus van Veenklooster, nu eigendom van de Friese Staten. Hij pacht in ieder geval een deel van die grond samen met ene Buwe Buwes. In 1626 brengen de Friese Staten namelijk driehonderd goudgulden in rekening bij Laurens Gerrijts en Buwe Buwes “alle Landtschaps meijers van Veenclooster tot hulpe endt adsistentie tot opmaeckinge vande colck bij haer versocht.” Buwe is op dat moment getrouwd met Aeff Sierksdr, met wie Harmen in 1627 zal trouwen (zie hieronder).
De tweede reden dat oom Laurens van belang is, is dat Harmen een deel van zijn erfenis krijgt toebedeeld. Als Laurens Gerrijts in 1633 overlijdt, laat hij 2/3 deel na van de vogelkooi bij Veenklooster “in het leegland gelegen” (ook nu heet dit gebied nog Laagland). Laurens Gerrijts heeft na het overlijden van zijn vader Gerrijt Laurens in 1620 dus 2/3 deel van de kooi geërfd. Het is goed denkbaar dat Gerrijt Laurens’ weduwe Griet Jansdr 1/3 van de kooi heeft gekregen en Laurens de delen van hem en zijn inmiddels overleden broer, samen 2/3. De overeenkomst liep op dat moment immers nog acht jaar door, dus tot 1628. (Of Laurens in 1633 het gebruik van de kooi nalaat of dat deze inmiddels eigendom is, is niet duidelijk.)
Laurens Gerrijts laat ook vier akkers na, waarvan de ene helft aan zijn kinderen en de andere helft aan zijn neef Harmen Jacobs. Of hij het gebruik van de akkers nalaat of het eigendom is niet helemaal duidelijk. Ook is niet bekend waar deze akkers liggen, maar mogelijk betreft het akkers die hij van zijn vader Gerrijt Laurens heeft overgenomen na diens overlijden in 1620. Jacob is dan reeds overleden.
Huwelijk en kinderen
Harmen Jacobs trouwt op een onbekende datum, maar vóór 9 oktober 1627, met de veertien (!) jaar oudere Aeff Sierksdr (1590-1669). Hij is op dat moment pas 23 jaar en volgens de dan geldende wet minderjarig (de meerderjarige leeftijd ligt in de zeventiende eeuw op 25 jaar). Daarom moet Harmen een verzoek indienen om een zogeheten veniam aetatis, toestemming om als minderjarige zelf over zijn vermogen te mogen beschikken. Dat doet hij in februari 1628. Zijn oom Laurens Gerrijts en zijn stiefvader Willem Sippes verklaren voor de notaris dat Harmen een “goed verstandig en bekwaam jongman” is. Op 1 april wordt Harmen Jacobs veniam aetatis verleend.
Harmen trouwt met een vrouw die al een heel leven achter zich heeft. Aeff is al twee keer eerder getrouwd geweest. Eerst met Waelcke Popkes, die in 1623 overlijdt, en daarna met Buwe Buwes, die in 1627 overlijdt. Met haar eerste man heeft ze drie kinderen: zoon Popcke, dochter His en zoon Sirck. Met haar tweede man heeft Aeff twee kinderen (namen onbekend). Saillant detail: Popcke Waelckes, de oudste zoon van Aeff uit haar eerste huwelijk, zal later trouwen met Lysbeth Jacobs, de zus van Harmen, Popcke’s stiefvader…
Harmen en Aeff krijgen samen ook nog twee kinderen: de zonen Sierk (1629-1694, nummer 6) en Jacob (1635-1692).
In 1669 overlijdt Aeff op 79-jarige leeftijd. De dan 65-jarige Harmen Jacobs hertrouwt op een onbekende datum met Aeffcke Lyuwes (of Lieuwes). Ondanks de inmiddels toch gevorderde leeftijd van Harmen krijgen zij samen vier kinderen: zoon Gerrijt in 1669/70, zoon Lyuwe in 1671/2, zoon Louwerens in 1673/4 en dochter Hiltie in 1675/6. Tegen de tijd dat Hiltie wordt geboren, is Harmen de zeventig inmiddels gepasseerd…
Leven met wisselende weersomstandigheden
Boeren zijn voor hun werk en inkomsten sterk afhankelijk van de weersomstandigheden. Dat brengt ieder jaar weer onzekerheid met zich mee. Niet alleen de oogst van het land staat of valt met het weer, ook de melkproductie van de koeien is ervan afhankelijk. Zo is de zomer van 1619 extreem droog. Doordat de koeien droog gras te eten krijgen, geven ze veel minder melk dan normaal. In 1621 is in Friesland sprake van een slechte oogst, wat leidt tot hoge graanprijzen. Het jaar 1648 is juist een nat jaar. Daardoor valt de oogst van hooi tegen, wat tot een lagere melkproductie leidt, met hoge zuivelprijzen tot gevolg. Een jaar later is het juist droogte die voor hoge prijzen zorgt en als gevolg van een natte zomer valt in 1650 de graanoogst tegen, met hoge graanprijzen tot gevolg. Zowel het inkomen van de boer, als diens uitgaven voor noodzakelijke producten als graan en zuivel, zijn dus aan sterke wisselingen onderhevig.
Behalve wisselende weersomstandigheden hebben de boeren in Friesland in de zeventiende eeuw ook nog steeds te maken met overstromingen. Zo vindt op 4 en 5 maart 1651 een stormvloed plaats die bekend zal worden als de Sint Pietersvloed. De Oltwoldemer zyl (sluis) tussen Dokkum en Kollum spoelt weg en op veel plekken in Friesland vinden dijkbreuken plaats.
Positief nieuws is er in deze periode ook: in 1648 komt een einde aan de Tachtigjarige Oorlog. De zeven Nederlandse gewesten vormen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
De sate Starkenburg
In 1639 verkopen de Staten van Friesland het voormalige klooster De Olijfberg in Veenklooster en de daarbij behorende gebouwen en landerijen aan Theodorus van Fogelsangh. Daartoe behoort ook Oudwoude nummer 44, dat bekend staat als de sate Starkenburg (of Sterckeburgh). Een sate is een stuk land met bebouwing, doorgaans een boerderij. De gebruiker (en bewoner) van de sate Starkenburg is op dat moment de 35-jarige Harmen Jacobs.
De sate Starkenburg (die in 1560 al eigendom is De Olijfberg en dus voor die tijd is gebouwd) bevindt zich ten westen van het voormalige klooster, even buiten het eigenlijke kloosterterrein en in het verlengde van de Muntsewei, de weg die naar Oudwoude loopt. Op de oudste bekende kaart van Veenklooster, een door Th. Hoen in 1668 met de hand getekende kaart, is de sate afgebeeld. Bij de sate horen de percelen grond aan weerszijden en alle weilanden erachter langs de Muntsewei (op de kaart van Hoen de Singel genoemd) tot aan de Trekwei, 1.500 meter naar het noorden. Naar schatting is dit zo’n zeventien hectare grond. Ook horen er nog enkele stukken grond elders bij.

(Th. Hoen, 1668)

(Google Maps, 2021)
In de zeventiende eeuw is nog geen sprake van algemeen kiesrecht. Het stemrecht is verbonden aan grond en de daarop staande state of sate (boerderij). Eigenaren van stemhebbende sates, doorgaans grootgrondbezitters en adellijke families, hebben zeggenschap in bestuurlijke en kerkelijke aangelegenheden. De waarde ervan wordt dus niet alleen bepaald op financiële gronden, maar ook op basis van de politieke zeggenschap. De eigenaren en gebruikers van stemhebbende states en sates worden geregistreerd in zogenaamde ‘stemkohieren’. (Deze vorm van stemrecht wordt in 1795 afgeschaft.)
Starkenburg is zo’n stemhebbende sate en in het stemkohier van 1640 staat Harmen Jacobs dan ook vermeld als gebruiker van de sate. Ook is hij in dat jaar gebruiker van stemhebbende percelen grond ten westen en noorden van Fogelsangh State, in eigendom van de familie Fogelsangh.
In 1664 woont Harmen Jacobs zeker nog op Starkenburg, in 1668 vermoedelijk ook nog. Ergens in de jaren daarna, onbekend wanneer precies, verhuist Harmen naar Kollum. Op een kaart van de omgeving, getekend in 1734 na een grondige verbouwing van Fogelsangh State, is de sate Starkenburg verdwenen.

(HisGIS, 2021)

(Google Maps, 2021)
Overlijden
De laatste jaren van zijn leven woont Harmen Jacobs op Bootsma State (ook wel Boickema State) in Kollum. Deze state, zo’n vier pondemaat (1,5 hectare) groot, is eigendom van de adellijke familie Bootsma. De state ligt aan de westkant, aan de Kollumerlaan, even buiten het dorp, aan de zuidkant van de weg, op een verhoogd erf met water eromheen. Van Bootsma State is geen spoor meer te bekennen, waarschijnlijk stond het ongeveer waar nu de Voorstraat in Kollum overgaat in de Van Limburg Stierumweg.
Het is niet duidelijk hoe Harmen Jacobs op Bootsma State terecht is gekomen. Kende hij de familie Bootsma? Heeft het feit dat hij grond pachtte van de familie Fogelsangh een rol gespeeld? Harmen Jacobs is ook de enige in mijn stamboom die enige tijd in Kollum woont. Hij overlijdt hier op 74-jarige leeftijd, in het eerste kwartaal van 1678.
Op 29 april 1678 vindt er inventarisatie plaats in het sterfhuis van Harmen Jacobs. Uit de nalatenschap krijgen zijn zonen Jacob en Sierk drie akkers toegewezen, en hun drie halfbroers en hun halfzuster zes akkers. Uit de inventarisatie blijkt ook dat Harmen aan het eind van zijn leven negen koeien en drie merries had. Die gaan naar zijn weduwe, net als het meubilair in de woning en enkele “huismangereedschappen.” En er blijken twee psalmboeken in huis te zijn. Dat is interessant, want Harmen Jacobs is daarmee de eerste in mijn stamboom van wie we kunnen concluderen dat hij kon lezen.
Harmen Jacobs heeft in een testament bepaald dat zijn oudste zoon Sierk Harmens voogd wordt van zijn nog minderjarige kinderen uit zijn tweede huwelijk. Het onderhoud van de kinderen wordt betaald uit de erfenis en Harmen heeft bepaald dat de kinderen behalve voeding, kleding en onderdak ook onderwijs zullen krijgen (ze moeten onder andere leren lezen en schrijven) totdat zij veertien jaar zijn. (Blijkbaar gaat Harmen Jacobs ervan uit dat zijn kinderen vanaf hun veertiende voor zichzelf kunnen zorgen.)
De weduwe van Harmen Jacobs, Aeffke Lyuwes, hertrouwt in 1680 met Pytter Harryts Bennema. Ook met hem woont zij op Bootsma State in Kollum, maar hij overlijdt al in 1682. In 1698 verkoopt de familie Bootsma de state.
6. Sierk Harmens (1629-1694)
Persoonlijk leven
Sierk Harmens wordt geboren in 1629 in Veenklooster in de grietenij Kollumerland en het Nieuw Kruisland. Sierk is de oudste van de twee zonen van Harmen Sierks uit zijn eerste huwelijk met Aeff.
Sierk trouwt op een onbekende datum, maar waarschijnlijk in 1663, met Grietje Rodmers (1630-1694). Samen krijgen ze zes kinderen: Aefke (1665-1694), Marck (1668-1720), Gerrit (1668-1700), Tjeerd (1672-?), Rodmer (1675-1728) en Harmen (1680-1724, nummer 7).
De eerste dertig jaar van zijn leven woont Sierk Harmens in of bij Veenklooster. In de eerste helft van de jaren zestig van de zeventiende eeuw verhuist hij naar Westergeest, dat wil zeggen “op het feen” onder Westergeest, wat dichterbij Veenklooster is dan bij Westergeest. Vermoedelijk vindt de verhuizing plaats nadat Sierk en Grietje zijn getrouwd en hun eerste kind hebben gekregen, getuige het feit dat ze op 6 mei 1666 410 goudgulden verschuldigd zijn in verband met de nieuwe “inhuring” van de door hun gebruikte sate.

(Schotanuskaart, 1664)

(Google Maps, 2021)
Strenge winters en regelmatig overstromingen
Zoals hiervoor al gesteld zijn boeren voor hun werk en inkomsten sterk afhankelijk van de weersomstandigheden. Weerberichten zijn er in de zeventiende eeuw nog niet; men kijkt vooral naar de wind en de wolken om in te schatten wat voor weer eraan komt, maar mensen gaan doorgans op pad zonder dat ze weten wat de weersomstandigheden die dag gaan worden. De jaargetijden bepalen het levensritme. En altijd is er de dreiging van storm, dijkdoorbraken en ondergelopen landerijen.
De winters zijn bovendien zeer koud (de koude periode van de vijftiende tot en met de negentiende eeuw staat bekend als de ‘kleine ijstijd’). Weken en soms maanden lang is het landschap bedekt met een dikke laag sneeuw, rivieren, plassen en sloten vriezen dicht. De winter begint soms al in november en houdt vaak tot in maart aan. In het voorjaar, de zomer en het najaar wordt er op de boerenbedrijven in Kollumerland hard gewerkt, in de winter brengen mensen de meeste tijd binnen door. Het leven op het Friese platteland ligt dan vaak maandenlang stil vanwege de kou. Dikke kleding en een vuur in huis zijn de enige manieren om warm te blijven.
En dan zijn er nog de regelmatige overstromingen. In december 1665 is het weer raak. Een hevige stormvloed stuwt het water aan de kust van Kollumerland zo hoog op dat het over de dijk stroomt. Ook ontstaan dijkbreuken, waardoor een groot deel van Kollumerland onder water komt te staan. Het zoute water brengt veel schade toe aan de landbouwgrond. Vanaf 1665 holt de economische situatie achteruit. De druk op de prijzen van agrarische producten en de stijging van de kosten, voornamelijk door verhoging van belastingen en dijklasten, dwingt sommige boeren met eigen grond tot het verkopen ervan.
Rampjaar 1672
In de loop van de zeventiende eeuw is de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden een machtige natie geworden. Voor Engeland en Frankrijk en ook enkele Duitse bisdommen vormt de republiek en bedreiging en zij verklaren de republiek in 1672 de oorlog. Engeland valt de republiek aan vanaf zee, de Fransen over land vanuit het zuiden en Duitse legers trekken de republiek vanuit het noordoosten binnen. 1672 zal daarom bekend worden als het ‘rampjaar’.
De oorlog met Engeland vindt op zee plaats, maar de Fransen bezetten gedurende twee jaar een groot deel van de republiek. In het tweede jaar van de oorlog proberen ze Friesland te veroveren. Om de aanval tegen te gaan, wordt op 12 juni 1673 opdracht gegeven om de sluizen in de dijken van Friesland open te zetten en zo het land onder water te laten lopen. Gedurende zes weken worden in Kollumerland de Oudwoudemerzijl en de Munnekezijl opengezet, met grote gevolgen in de vorm van schade aan huizen en landerijen. De Staten hebben oog voor de geleden schade en besluiten in juli 1673 dat de vier dorpen van Kollumerland (genoemd worden Westergeest, Oudwoude, Kollumerzwaag en Augsbuurt) “remis van drie omslaeghen floreen ende de halve specien” krijgen. In 1674 is de oorlog voorbij.
Overlijden
Sierk Harmens overlijdt op 65-jarige leeftijd, in het eerste kwartaal van 1694 “op ‘t veen onder Westergeest” (nabij Veenklooster dus). Zijn weduwe Grietje overlijdt een paar maanden later.
Na het overlijden van Grietje vindt op 22 september 1694 een inventarisatie plaats van de nalatenschap van Sierk en Grietje. Tot de bezittingen behoren tweeënhalve akker onder Kollumerzwaag die Grietje in 1672 van haar ouders heeft geërfd (ze erfde ook drie pondematen “zijlschattinge” en een stukje hoogveen, ook onder Kollumerzwaag). Verder hadden Sierk en Grietje een akker en een “bolt” akkerland onder Oudwoude, en vier “roeden leijen” onder Kollumerzwaag-westeinde in Dantumadeel. Verder had het echtpaar zes koeien, twee paarden, vier winterzwijnen, “huismannengereedschap”, een bijbel en enige oude boeken. Ook Sierk Harmens kon dus lezen. Zijn vader bepaalde in zijn testament dat zijn jongste kinderen naar school moesten en ook Sierk heeft blijkbaar onderwijs genoten.
7. Harmen Sierks (1680-1724)
Persoonlijk leven
Harmen Sierks wordt geboren in 1680 “op ‘t veen” onder Westergeest in de grietenij Kollumerland en het Nieuw Kruisland. Harmen is de jongste van de zes kinderen van Sierk en Grietje. Als hij veertien jaar is, overlijden allebei zijn ouders, slechts enkele maanden na elkaar.
Harmen Sierks trouwt op een onbekende datum, waarschijnlijk in 1700, met Eelkjen Karstjens (1682-1728). Hij is dan nog minderjarig. Samen krijgen zij drie kinderen: Sierk (1703-1767, nummer 8), Grytje in 1705 en Aagtje in 1709.
Harmen Sierks en zijn vrouw worden op 4 maart 1708 lidmaat van de Nederlands hervormde kerk in Kollumerzwaag. Een jaar later wordt in die kerk dochter Aagtje gedoopt; de oudste twee kinderen van Harmen en Eelkjen zijn voor die tijd geboren en zijn niet gedoopt. Harmen Sierks daarmee de eerste van wie we zeker weten dat hij hervormd is.
Werkzame leven
In 1708 is Harmen Sierks gebruiker van percelen grond bij Kollumerzwaag, ten westen van de hervormde kerk. Deze stemhebbende percelen (stemkohier nummer 8) zijn eerst eigendom geweest van zijn in 1700 overleden broer Gerrit Sierks en later, in 1728, in eigendom en gebruik bij zijn broer Rodmer Sierks. In 1718 is Harmen Sierks gebruiker van een aantal stemhebbende percelen ten oosten van de hervormde kerk (stemkohier nummer 3). Deze percelen zijn eerst eigendom geweest van Pibo Doma (in 1646 eigenaar geworden van Fogelsangh State) en nu in bezit van de uit Heerenveen afkomstige Martinus van Scheltinga, die via huwelijksconstructies en erfenissen verwant is aan de nazaten van de Fogelsanghs.
De percelen van Harmen Sierks liggen verspreid, wat gebruikelijk is voor de gemengde boerenbedrijven in Kollumerland. Percelen liggen daar waar de condities het meest geschikt zijn voor het laten grazen van vee, de productie van hooi of het verbouwen van voedsel. Boeren hebben dan ook vaak grond in gebruik op zowel de kleigronden, de voormalige veengronden en de zandgronden. De lager gelegen percelen zijn vaak in gebruik als weiland of hooiland, de hoger gelegen delen als akkerland.

(HisGIS, 2021)

(Google Maps, 2021)
Waar Harmen Sierks in deze periode woont, is niet precies te achterhalen. Volgens het reëelkohier (de registratie van de belasting over de huurwaarde van huizen) is hij van 1711 tot en met 1722 gebruiker van een plaats met landen en een huis in/bij Kollumerzwaag met een huurwaarde van 82 respectievelijk 100 carolusguldens. Waarschijnlijk betreft het een huis bij de rood gemarkeerde percelen land. In 1724 en 1725 komt zijn weduwe voor als gebruikster ervan.
Veepest en watersnood
Aan het begin van de achttiende eeuw kampt Kollumerland weer ieder jaar met overstromingen. In oktober 1701 is er een overstroming als gevolg van doorbraak van de Wouddijk ten noorden van Kollum. Nog geen half jaar later, in maart 1702, is er een dijkdoorbraak als gevolg van een hoge vloedgolf, waardoor weer heel Kollumerland onderloopt. En in december 1703 zijn er weer overstromingen en is het weer de Wouddijk die het heeft begeven.
Vanaf eind 1713 wordt Friesland getroffen door wat in de volksmond bekend staat als de ‘veepest’. De epidemie begint in Weststellingwerf en trekt vanaf daar naar het oosten en noorden van Friesland. In de zomer van 1714 (“omtrent St Jacob”, wat op 25 juli valt) bereikt de ziekte ook Kollumerland en worden in de grietenij de eerste verschijnselen waargenomen van sterfte onder de koeien. Vanaf november en gedurende de winter sterven er zoveel koeien dat sommige boeren geen vee meer overhouden. In juni en juli 1715 vindt een tweede sterftegolf plaats, gevolgd door een derde golf in de winter van 1715-1716. Er lijkt geen einde aan te komen. De veepest-epidemie zal nog tot zeker 1719 aanhouden.
En alsof dit nog niet genoeg is, wordt Kollumerland in december 1717 wederom door een overstroming getroffen. Tijdens kerstmis, in de nacht van 25 op 26 december 1717, worden de inwoners van Kollumerland opgeschrikt door een hevige storm. Op meerdere plaatsen breekt de zeedijk door en heel Kollumerland loopt onder water. Huizen worden weggespoeld en ongeveer vijftig mensen in Kollumerland komen om het leven, evenals veel van het vee dat na de koeiensterfte nog in leven was.
Opnieuw wordt opdracht gegeven de dijken te versterken. Bovendien wordt in 1729 het Dokkumerdiep (de smalle zeearm die Dokkum met de Lauwerszee verbindt) afgesloten. Voor Kollumerland is dit enorm belangrijk, want de afsluiting zorgt ervoor dat de streek het tijdens zware stormen minder zwaar te verduren krijgt. Na de ramp van 1717 zal het tot 1825 duren voordat Kollumerland weer door een grote watersnood wordt getroffen.
Overlijden
Het lijkt erop dat het Harmen Sierks in deze jaren minder goed gaat. Op 14 januari 1717, ten tijde van de veepest-epidemie, heeft hij een schuld van vierhonderd carolusguldens bij zijn oudere broer Marck Sierks. Zes jaar later, op 26 maart 1723 moeten zijn andere broer Rodmer Sierks en neef Sierk Gerrijts borg staan voor Harmen. Mogelijk hebben de veepest en de overstromingen Harmen Sierks de das om gedaan.
Harmen Sierks overlijdt al jong, op 44-jarige leeftijd, in 1724 in Kollumerzwaag. Eelkjen overlijdt vier jaar later, in 1728.
8. Sierk Harmens (1703-1767)
Persoonlijk leven
Sierk Harmens wordt geboren omstreeks 1703 in Kollumerzwaag in de grietenij Kollumerland en het Nieuw Kruisland. Sierk is de oudste van de drie kinderen van Harmen en Eelkjen. Zijn naam en patroniem zijn hetzelfde als die van zijn opa (nummer 6). Sierk’s vader overlijdt als hij 21 jaar is, zijn moeder vier jaar later.
Sierk trouwt op een onbekende datum, waarschijnlijk in 1730, met Aukje (of Aukjen) Hendriks (of Hindriks, 1710-1773). Ze krijgen twee kinderen. Hun geboortedata zijn niet bekend, wel de data dat ze in de hervormde kerk in Kollumerzwaag worden gedoopt: Eelkjen op 23 november 1731 en Hendrik (nummer 9) op 10 januari 1734.

(Schotanuskaart, 1718)

(Schotanuskaart, 1718)
Kollumerland halverwege de achttiende eeuw
Het jaar 1740 begint met een zeer strenge winter en een koud voorjaar, waardoor de boeren zonder veevoer komen te zitten en veel vee omkomt van de honger. De Staten van Friesland besluiten om van 1740 tot 1744 de uitvoer van hooi te verbieden, zodat wat aan voer beschikbaar is, in elk geval in Friesland blijft. Niettemin dalen de inkomsten van de boeren en stijgen de prijzen. Hongersnood dient zich aan.
In 1741 is de zomer erg koud, waardoor de weilanden weinig gras opleveren en onvoldoende hooi kan worden gewonnen om het vee in de daarop volgende winter van voldoende voedsel te voorzien. Weer hebben de boeren het moeilijk. Na twee koude jaren lijkt 1742 een beter jaar te worden. Lijkt, want deze keer gooit een muizenplaag roet in het eten. Als gevolg van de muizenplaag is in veel streken weer een tekort aan gras en hooi.
Het zijn zware tijden en in de eerste helft van de jaren veertig van de achttiende eeuw gaat de financiële situatie van de boeren dan ook hard achteruit. En tot overmaat van ramp breekt in 1745 opnieuw een veepest-epidemie in Friesland uit. Deze epidemie begint in november 1744 in Wonseradeel en zaait in het daarop volgende jaar dood en verderf onder het vee in heel Friesland. Naar schatting sterft zeventig tot negentig van het vee. In Kollumerland sterven ruim 2.500 runderen.
Dode koeien betekent minder melk, en dus minder boter en kaas. Tegelijkertijd zorgt het voor stijgende prijzen van deze producten, waardoor er met minder koeien toch nog van te leven valt. Ook stijgt de prijs per koe. Dit maakt voor sommige boeren in ieder geval een deel van de geleden schade goed.
Welgestelde boer
Op 14 juni 1735 kopen Sierk en Aukjen voor 155 carolusguldens en tien stuivers een akker bouwland te Kollumerzwaag. Blijkbaar bevalt de aankoop niet, want op 2 april 1738 verkopen ze de akker alweer, voor 127 carolusguldens. Met verlies dus. In de jaren daarna wordt duidelijk dat het Sierk Harmens toch wel voor de wind gaat.
In het quotisatiekohier (de registratie van de in 1748 ingevoerde belasting per gezin) van 1749 worden Sierk Harmens en zijn gezin (vader, moeder en twee kinderen) aangeslagen voor vijftig carolusguldens. En dat is redelijk veel voor die tijd. Ongeveer een derde van de boeren in Kollumerland betaalt vijftig carolusguldens of meer. De meesten, zo’n zestig procent, betaalt tussen de 25 en vijftig carolusguldens. In het quotisatiekohier staat Sierk Harmens daarom vermeld als een welgestelde boer.
Op 16 januari 1753 koopt Sierk Harmens samen met ene Pytter Jans voor een bedrag van 352 goudguldens acht pondemaat greidland (weiland/grasland) op de Weerdeburen onder Westergeest van de Rentmeester van de Domeinen van Zijne Koninklijke Majesteit van Pruisen (vermoedelijk is deze grond afkomstig uit een erfenis van de Friese stadhouders). In 1757 is Sierk Harmens alleen eigenaar en gebruiker.
Waar Sierk Harmens in deze jaren woont, is niet helemaal duidelijk. Volgens het reëelkohier van Kollumerzwaag is hij in 1735 huurder van nummer 27 (huurwaarde 45 carolusguldens, belasting zeven carolusguldens en tien stuivers). Vijf jaar later, in 1740, is hij huurder van nummer 39 (huurwaarde 84 carolusguldens, belasting tien carolusguldens en 10 stuivers). In 1746 is hij huurder van hetzelfde huis (de aanslag is dan vijftien carolusguldens, vijf stuivers en zes penningen) en in 1750 eveneens (de huurwaarde is dan 66 carolusguldens, de aanslag twaalf carolusguldens). In 1760 is Sierk Harmens huurder van nummer 41 (huurwaarde 84 carolusguldens, belasting vijftien carolusguldens, vijf stuivers en zes penningen). (Wellicht gaat het in 1746, 1750 en 1760 om hetzelfde huis; de huurwaarde en belasting zijn in 1746 en 1760 precies gelijk. 1750 zou een fout/onzorgvuldigheid kunnen zijn en er zou sprake kunnen zijn van omnummering van 39 naar 41.)
In 1765 is Sierk Harmens eigenaar en gebruiker van Westergeest 163. Dit is mogelijk het huidige Wyldpaed 11 in Kollumerzwaag, ten zuiden van het eigenlijke dorp. (Dit perceel is acht pondemaat (drie hectare) groot, met een waarde van twaalf carolusguldens, de aanslag bedraagt drie carolusguldens. (In 1772 is Sierk Harmens’ zoon Hendrik Sierks hiervan eigenaar.) Er staat nu een huis uit 1946.

(HisGIS, 2021)

(Google Maps, 2021)
Overlijden
Sierk Harmens overlijdt in 1767 in Kollumerzwaag, op 64-jarige leeftijd. Zijn weduwe Aukje overlijdt in 1773.
9. Hendrik Sierks (1734-1820)
Persoonlijk leven
De geboortedatum van Hendrik Sierks is onbekend. Hij wordt gedoopt op 10 januari 1734 in Kollumerzwaag in de grietenij Kollumerland en het Nieuw Kruisland. Hendrik is de jongste van de twee kinderen van Sierk en Aukje.
Hendrik trouwt op relatief late leeftijd. Hij is al 44 jaar als hij op 3 januari 1779 in Kollumerzwaag trouwt met de ruim twintig jaar jongere Klaaske Jentjes. Klaaske is in 1756 geboren in Kollumerzwaag. Samen krijgen zij twee kinderen: Sierk Hendriks op 6 januari 1780 (nummer 10) en Jentje Hendriks (25 maart 1783-26 februari 1869).
Ter gelegenheid van hun huwelijk krijgen Hendrik en Klaaske een zilveren sierlepel cadeau. De lepel is in Kollum gemaakt door zilversmid Hylke Martens en bevat de initialen van het echtpaar (waarbij de J van Jentjes is weergegeven als I). Zilveren sierlepels kosten een klein weekloon en lang niet iedereen kan die veroorloven. De sierlepel is in 2023, bijna 250 jaar na dato, weer opgedoken en is voor zover bekend het oudste nog bestaande object dat eigendom is geweest van één van mijn voorouders.

(Collectie J. Schipper, Zilverstudie)
Veranderende eet- en drinkgewoonten
Tot begin achttiende eeuw eten mensen voornamelijk graanproducten. Brood wordt zelf gebakken, of men moet ervoor naar een wat groter dorp in de buurt. De aardappel is tot in de eerste decennia van de achttiende eeuw nog vrijwel onbekend in Friesland. Dat verandert als halverwege de eeuw de graanprijzen beginnen te stijgen. De aardappel is veel goedkoper dan graan en binnen enkele decennia wordt de aardappel één van de belangrijkste landbouwproducten. De broodconsumptie neemt af en de aardappel wordt het hoofdvoedsel.
Hendrik Sierks zal nog een andere verandering meemaken. Eeuwenlang is bier de belangrijkste drank geweest. Het wordt dagelijks gedronken – koffie en thee zijn nog onbekend – en gezien als noodzakelijk voedingsmiddel. Dat verandert in de tweede helft van de achttiende eeuw. Jenever, thee en koffie winnen aan populariteit. Voor koffie geldt wel dat het voor ‘de gewone man’ vaak te duur is. Daar staat tegenover dat door de hoge graanprijzen ook de prijs van bier stijgt. Bovendien wordt eind achttiende eeuw op steeds meer plaatsen in noordoost-Friesland cichorij geteeld, waar goedkope surrogaatkoffie van gemaakt wordt. Eind negentiende eeuw zal de import van goedkope koffie uit Zuid-Amerika ervoor zorgen dat koffie echt betaalbaar en populair wordt.
Welgestelde boer
Bij de derde veepestepidemie die Friesland in de achttiende eeuw treft, in 1769-1770, sterven in Kollumerland ruim 1.400 runderen, oftewel ruim veertig procent van al het vee. In heel Friesland sterven bijna 100.000 runderen.
Tegen het einde van de achttiende eeuw is Hendrik Sierks (die de zestig inmiddels is gepasseerd) een succesvolle boer. In 1797 is hij pachter van een stuk grond met een huis van 74,5 pondemaat (27,5 hectare), en heeft hij ook nog eens 36 pondemaat (13,5 hectare) land in eigendom. Ook heeft Hendrik Sierks een “wagen met twee paarden” en een “open wagen met twee paarden”, elk waarvoor hij zeven stuivers belasting verschuldigd is.
In totaal heeft Hendrik Sierks bijna 41 hectare grond in eigendom en gebruik – en dat is behoorlijk veel. Eind achttiende eeuw omvat negentig procent van de boerenbedrijven in Kollumerland minder dan veertig hectare grond. Slechts tien procent van de boeren heeft veertig hectare of meer. Dat betekent dat Hendrik Sierks, net als zijn vader, tot de welgestelde boeren wordt gerekend.
Kerkvoogd
De Friezen zijn een gelovig volk. Tegen het einde van de achttiende eeuw behoort ruim tachtig procent van inwoners van Friesland tot de Nederlands hervormde kerk. In Kollumerland ligt dat percentage zelfs nog hoger: ruim 97% is Nederlands hervormd.
Ook Hendrik Sierks is een trouw kerkganger. Hij bekleedt zelfs een vooraanstaande functie binnen de hervormde kerk in Kollumerzwaag, namelijk die van kerkvoogd. De kerkvoogd is de beheerder van het onroerend goed van de gemeente, zoals het kerkgebouw en de grond die de kerk in eigendom heeft. Hij is verantwoordelijk voor het onderhoud van de gebouwen en het verpachten van de grond. Kerkvoogd is een functie waarvoor alleen belangrijke, welvarende boeren in aanmerking komen. Dat Hendrik Sierks kerkvoogd is, is dus veelzeggend. Als welgestelde boer en kerkvoogd zal hij in Kollumerzwaag enig aanzien genieten.
Wanneer Hendrik Sierks kerkvoogd is in zijn dorp geworden, is niet bekend. Hij is het in ieder geval op 5 september 1797 en blijft het waarschijnlijk tot zijn overlijden. De kerk waarvan hij kerkvoogd is, staat er nog steeds.

(Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)

(Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed)
Kollumer Oproer
In januari 1797 roepen de autoriteiten de mannelijke inwoners van Kollumerland op dienst te nemen in de ‘burgerbewapening’. Een van de opgeroepenen, Abele Reitzes, roept na afloop van de militaire keuring “Oranje boven!”, wat je beter niet kan doen in een republiek. Hij wordt opgepakt en gevangen gezet in Kollum. Daarop slaat de vlam in de pan. Op 3 februari trekt een grote groep mensen, gewapend met zeisen, hooivorken, jachtgeweren, messen en sikkels, richting Kollum om Reitzes uit de gevangenis te halen. Dit lukt, maar ondertussen hebben de autoriteiten troepen naar Kollum gestuurd om de oproer de kop in te drukken. Diverse mensen worden aangehouden, onder wie Jan Binnes, die wordt opgesloten in de kerk in Kollum. Opnieuw trekt een bewapende groep mensen naar Kollum, deze keer om Binnes te bevrijden. Ook dat lukt en daarmee is het Kollumer Oproer voorbij.
Wel pakken de autoriteiten in Kollumerland nog dagenlang verdachten op die hebben meegedaan aan het oproer. In totaal worden er 168 mensen vastgezet. Twee personen, waaronder Binnes, krijgen de doodstraf en worden onthoofd. Anderen krijgen een geldboete, gevangenisstraf of een afranseling met de gesel. Hendrik Sierks zal ongetwijfeld over het oproer hebben gehoord. Hij is op dat moment al 63 jaar (en dus te oud om zelf te worden opgeroepen), hij noch zijn zonen (op dat moment 17 en 14 jaar) nemen deel aan het oproer.
Familienaam Van der Land
In 1810 worden de Nederlanden door Napoleon Bonaparte ingelijfd bij het Franse keizerrijk. Vanaf dan geldt in Nederland de Franse wet en onderdeel daarvan is de Code Civil, de verplichte registratie van geboorten, huwelijken en overlijdens. Ook het vastleggen van familienamen maakt onderdeel uit van de Code Civil. In grote delen van Nederland worden al familienamen gebruikt, maar in veel plattelandsgebieden, waaronder Friesland, nog niet. De Friezen gebruiken het aloude systeem van patroniemen, waarbij de ‘achternaam’ is afgeleid van de voornaam van de vader.
In 1811 en 1812 krijgt iedereen die dat nog niet heeft gedaan de gelegenheid om een familienaam te laten vastleggen. Op 27 januari 1812 neemt de dan 78-jarige Hendrik Sierks in de gemeente Westergeest/Oudwoude voor zichzelf en zijn twee zonen de familienaam Van der Land aan. Dat Hendrik niet kan schrijven blijkt uit het feit dat hij de akte ondertekent met een kruis.

(Alle Friezen)
(Van 1811 tot 1816 is de bestuurlijke indeling van Friesland anders. De grietenij Kollumerland en het Nieuw Kruisland is opgesplitst in drie grietenijen: Kollum, Burum en Westergeest/Oudwoude. De grietenij Kollumerland en het Nieuw Kruisland wordt in 1816 hersteld.)
Kollumerland rond 1810-1820
In het begin van de negentiende eeuw komt een einde aan wat de ‘kleine ijstijd’ wordt genoemd. De winters van 1799, 1800, 1802 en 1803 zijn nog wel streng en duren tot ver in maart. Daarna worden de winters wat milder dan in de voorgaande drie eeuwen, maar ze blijven (zeker naar hedendaagse begrippen) nog steeds erg koud.
In 1813 verlaten de Franse troepen het land. In 1814 komt een einde aan het Franse keizerrijk. Willem Frederik Prins van Oranje wordt op 30 maart 1814 ingehuldigd als eerste koning van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Friesland wordt een provincie van Nederland. In het jaar daarna worden de grietenijen, grietmannen weer ingevoerd en wordt de grietenij Kollumerland hersteld.
Grond en huis
Het is niet bekend welke percelen grond Hendrik Sierks gedurende zijn leven in eigendom heeft en welke hij zelf gebruikt. Echter, de kadastergegevens uit 1832 bevatten de percelen die op dat moment op naam staan van de weduwe van Hendrik Sierks en van de erven van Hendrik Sierks. Dit geeft een aardig beeld van de percelen grond rondom Kollumerzwaag en Westergeest die Hendrik Sierks tegen het einde van zijn leven in eigendom moet hebben gehad. Op naam van de erven staan twaalf percelen weiland en acht percelen akkerland, op naam van de weduwe staan twaalf percelen weiland en twee percelen akkerland (plus nog een halve hectare aan erf, tuin en boomgaard). In totaal gaat het om 32,5 hectare grond, iets minder dan de 36 hectare die hij in 1797 in eigendom had.

(HisGIS, 2021)

(Google Maps, 2021)
In de achttiende en negentiende eeuw liggen ten noorden van Kollumerzwaag drie plassen of ‘poelen’ (zoals ze in het kadaster worden genoemd): ‘t Wijde Water, ‘t Merry Gat en De Gauw. Vandaag de dag zijn deze poelen uit het landschap verdwenen.
Bij de percelen op naam van de erven (geregistreerd op Veenwouden 225) behoort ook het adres Zwaagwesteinde nummer 15 (in het kadaster bekend als Veenwouden, sectie C, nummer 259 en 260). Dit is een huis met schuur, erf en boomgaard bij de op de kaart hierboven rood gemarkeerde weilanden. Hendrik Sierks van der Land heeft dit huis op 25 juni 1818 gekocht, voor een bedrag van 195 gulden. Het huidige adres is Foarstrjitte 38 in De Westereen (zoals Zwaagwesteinde sinds 2009 heet), het huis dat er nu staat is gebouwd in 1910.
Het is niet helemaal zeker of dit het huis is waar Hendrik Sierks van der Land de laatste twee jaren van zijn leven heeft gewoond. Volgens de overlijdensakte overlijdt hij namelijk in Kollumerzwaag, op huisnummer 29. Hij is op dat moment wel de eigenaar van Zwaagwesteinde 15 en de erven (Sierk en Jentje) zullen deze boerderij en landerijen van hun vader pas in 1839 verkopen (zie hieronder).

(HisGIS, 2021)

(Google Maps, 2021)
Overlijden
Hendrik Sierks van der Land overlijdt op 11 januari 1820 in Kollumerzwaag. Hij wordt 86 jaar oud. Hendrik’s weduwe Klaaske overlijdt op 20 september 1829 op 73-jarige leeftijd in Kollumerzwaag.

(Alle Friezen)
In het kadaster staat na het overlijden van Hendrik Sierks van der Land een aantal percelen grond op naam van zijn weduwe Klaaske, waarvan één met een huis en als adres Westergeest 189. Het huidige adres is Foarwei 192 in Kollumerzwaag, maar het huis dat er destijds stond, staat er niet meer. Interessant is wel dat dit twee percelen naast het toenmalige Westergeest 186 is, het huidige Foarwei 188, waar zoon Sierk Hendriks van der Land vanaf 1830 woont (zie hieronder). Hendrik Sierks’ andere zoon, Jentje, woont een eindje verder aan de andere kant van de straat, het toenmalige Westergeest 188, het huidige Foarstrjitte 249 in De Westereen. Zou Klaaske bewust vlakbij haar kinderen zijn gaan wonen?

Rechts in de cirkel het huis van zoon Sierk Hendriks.
(HisGIS, 2021)

(Google Maps, 2021)
10. Sierk Hendriks van der Land (1780-1843)
Persoonlijk leven
Sierk Hendriks van der Land wordt geboren op 6 januari 1780 in Kollumerzwaag in de grietenij Kollumerland en het Nieuw Kruisland. Sierk is de oudste van de twee zonen van Hendrik Sierks en zijn vrouw Klaaske.
Sierk Hendriks van der Land trouwt op 14 mei 1814 op 34-jarige leeftijd in de grietenij Westergeest/Oudwoude met de 23-jarige Trijntje Klazes van der Veer, geboren op 4 september 1790 in Twijzel, een klein dorp ten zuiden van Kollumerzwaag. Sierk en Trijntje hebben een gemeenschappelijke voorvader: Sierk Harmens (nummer 6), is van allebei de betovergrootvader.
Op het moment dat ze trouwen, is Trijntje al vier maanden in verwachting van zoon Hendrik. In de jaren die volgen zullen ze maar liefst acht kinderen krijgen: Hendrik (1 oktober 1814, nummer 11), Klaaske (13 november 1816-5 september 1889), Klaas (1 september 1819-22 november 1909), Jentje (2 januari 1822-19 april 1912), een overleden Harmen in 1824, Harmen (21 augustus 1826-20 mei 1910), Anne (1 april 1830-4 april 1889) en Jitze (19 juli 1835-13 september 1907).

(Alle Friezen)
Sierk Hendriks van der Land tekent de trouwakte in mei 1814 met zijn naam, waaruit blijkt dat hij – anders dan zijn vader – kan schrijven. Hij is de eerste in mijn stamboom van wie dat kan worden vastgesteld. Hiervoor is al duidelijk geworden dat Gerrit Laurens (nummer 3, geboren in 1553) niet kon schrijven. Van Jacob Gerrijts (nummer 4, geboren in 1579) is het niet bekend. Harmen Jacobs (nummer 5, geboren in 1604) en Sierk Harmens (nummer 6, geboren in 1629) konden in ieder geval lezen, of ze konden schrijven is niet bekend. Van Harmen Sierks (nummer 7, geboren in 1680) en Sierk Harmens (nummer 8, geboren in 1703) heb ik niet kunnen vaststellen of ze konden lezen en schrijven. Hendrik Sierks (nummer 9, geboren in 1734) kon in ieder geval niet schrijven.
Dat Sierk Hendriks van der Land kan schrijven is niet vanzelfsprekend, want van de mannen van zijn generatie in Kollumerland is meer dan dertig procent analfabeet. (Bij mannen die in de eerste helft van de negentiende eeuw worden geboren daalt dat cijfer uiteindelijk tot onder de tien procent.) Bovendien kan eruit worden afgeleid dat Sierk enkele jaren onderwijs heeft gehad. Tot in de negentiende eeuw leert iemand namelijk eerst lezen en daarna pas schrijven.
Eigen grond en huis
Sierk Hendriks van der Land en zijn broer Jentje erven in 1820 de boerderij en landerijen van hun vader, maar daarnaast koopt Sierk zelf ook stukken grond aan. Zo is hij op 12 januari 1813 één van de vier kopers van een stuk land in Kollumerzwaag, voor 1.236 gulden. En op 18 februari 1815 koopt hij voor 304 gulden een stuk akkerland bij Kollumerzwaag.
In 1818 heeft de dan 38-jarige Sierk Hendriks van der Land 24 pondemaat (bijna negen hectare) grond in eigendom en gebruik. In de jaren erna breidt hij zijn grondbezit verder uit. Op 8 november 1819 koopt Sierk voor 350 gulden een stuk bouwland bij Kollumerzwaag van zijn broer Jentje Hendriks van der Land. Het jaar erna, op 18 december 1820, koopt Sierk voor vijfhonderd gulden een stuk land in Kollumerzwaag. En op 27 februari 1823 is hij één van de twee kopers van een stuk land bij Kollumerzwaag, voor een bedrag negentien gulden.
In deze periode bezit Sierk Hendriks van der Land een huis in Zwaagwesteinde. Hij koopt dit huis op 19 september 1812 voor een bedrag van 522 franc. Geen gulden inderdaad, maar franc. Nederland maakt van 1810 tot 1814 namelijk deel uit van het Franse keizerrijk en in die periode is de Franse franc in Nederland het wettige betaalmiddel. (In 1816 wordt de Nederlandse gulden ingevoerd.) De gegevens van dit huis ontbreken, maar ik vermoed dat het gaat om het huis dat Sierk in 1823 verkoopt.
Op 24 maart 1823 verkoopt Sierk Hendriks van der Land namelijk voor 190 gulden een huis, tuin en erf met als adres Zwaagwesteinde 24. In de koopakte worden geen kadastergegevens vermeld, maar uit de gegevens van de koper en de naastgelegen percelen valt op te maken dat het om het kadastrale perceel Veenwouden, sectie D, nummer 60 gaat. Het huidige adres is Foarstrjitte 47 in De Westereen. Het huis dat er stond, heeft in 1950 plaats gemaakt voor een nieuw huis.

(HisGIS, 2021)

(Google Maps, 2021)
Overstroming Kollumerland
Verbetering van de dijken heeft ervoor gezorgd dat Friesland sinds 1717 geen grote watersnoodramp heeft meegemaakt. Dat verandert in de in de herfst van 1824, als de provincie te maken krijgt met een reeks zware stormen. De harde wind richt veel schade aan en de dijken hebben het zwaar te verduren. Ook in december stormt het regelmatig en de vele regen zorgt voor hoge waterstanden, waar met name de boeren in lager gebieden gedeelten last van hebben.
Door al die regen en de hoge waterstand zijn de dijken verzadigd. De volgende zware storm, op 4 februari 1825, kunnen ze dan ook niet meer aan. Een aanhoudende noordwesterstorm gecombineerd met springtij doet het water van de Lauwerszee tegen de dijken van Kollumerland beuken. Die dijken zijn slecht onderhouden en te laag om het water effectief tegen te houden. Op diverse plaatsen breken de dijken door en net als op veel andere plekken in Friesland komen grote stukken van Kollumerland onder water te staan, waaronder Kollumerzwaag en omgeving, waar Sierk Hendriks van der Land met zijn gezin woont. Huizen raken beschadigd, vee verdrinkt. De normaal gesproken vruchtbare landbouwgrond levert die zomer weinig op en lager gelegen delen blijven lang onder water staan.
Malaria-epidemie
De winter van 1825-1826 is zacht en het voorjaar en de zomer van 1826 is droog en warm. Voor een landbouwer als Sierk Hendriks van der Land is dat natuurlijk goed nieuws. Maar in het najaar leiden de weersomstandigheden tot een uitbraak van malaria, ook wel ‘moeraskoorts’ of ‘Groninger ziekte’ genoemd. De malaria-epidemie treft een groot deel van het noorden van het land. Artsen weten geen raad met het virus, geneesmiddelen tegen malaria bestaan nog niet en het voorschrijven van siropen of het gebruik van bloedzuigers helpt niet. In steden als Groningen en Dokkum sterft ongeveer tien procent van de inwoners aan de ziekte. Op het platteland liggen de sterftecijfers lager, maar in Kollumerland overlijdt niettemin 5,5 procent van de inwoners in 1826 aan malaria. Het gezin van Sierk wordt gelukkig niet door de ziekte getroffen.
Boelgoed
Vanaf Harmen Jacobs (nummer 5) komen we regelmatig de term ‘boelgoed’ tegen. Een boelgoed is een publieke boedelverkoop, bijvoorbeeld bij beëindiging van een boerenbedrijf of na overlijden van de boer. Het boelgoed wordt georganiseerd door een notaris en meestal gehouden bij de eigenaar thuis. Soms gaat het in de vorm van een veiling, waarbij de hoogste bieder het goed toegewezen krijgt.
Daarnaast wordt er op het Friese platteland lange tijd ieder jaar een boelgoed georganiseerd waar de oogst van die zomer wordt geveild. Er worden kramen neergezet waar de goederen worden verkocht en soms is er een kleine kermis of iets anders feestelijks bij, kortom het is een heus evenement, waar mensen vanuit de hele omgeving naartoe komen. De centrale figuur is de notaris, die de verkoop tijdens het boelgoed bijhoudt. (Omdat de verkoop in notariële akten wordt vastgelegd, zijn de gegevens bewaard gebleven.)
Ook in Kollumerland vindt iedere zomer, in juli of augustus, een boelgoed plaats. In de jaren twintig van de negentiende eeuw is Sierk Hendriks van der Land er ieder jaar bij.
Kerkvoogd
Net als zijn vader Hendrik is ook Sierk Hendriks van der Land actief als kerkvoogd van de hervormde kerk in Kollumerzwaag. Hij is dat in ieder geval in 1830 en blijft waarschijnlijk kerkvoogd tot zijn overlijden. In 1842 treedt hij op als armvoogd. (Op het platteland houdt de plaatselijke kerk zich behalve met onderwijs ook met de armenzorg bezig. In feite functioneert de kerk daar als een soort lokaal bestuur.)
Grondbezit in 1832
De vader en grootvader van Sierk Hendriks van der Land stonden bekend als welgestelde boeren en ook hijzelf bezit uiteindelijk een groot aantal percelen grond rondom Kollumerzwaag, ten noorden en zuiden van de doorgaande weg door Kollumerzwaag. In 1828 is zijn grondbezit gegroeid naar 41 pondemaat (ruim vijftien hectare). Vier jaar later, in 1832, heeft Sierk zeventien percelen weiland en negen percelen akkerland in eigendom, in totaal ruim 27,5 hectare grond.
Daarnaast pacht hij twintig pondemaat (7,5 hectare) grond die eerder door zijn moeder werd gebruikt. Samen met zijn broer Jentje heeft Sierk in die jaren ook nog 31,5 pondemaat (ruim 11,5 hectare) in gemeenschappelijk eigendom en gebruik. Daarnaast hebben ze nog dertien pondemaat (een kleine vijf hectare) in gemeenschappelijk eigendom, maar deze stukken grond worden alleen door Sierk gebruikt.

(HisGIS, 2021)

(Google Maps, 2021)
Sierk Hendriks van der Land is in 1832 ook nog eigenaar van een perceel elders in Kollumerland. Perceel nummer 145 is een stuk weiland van ruim twee hectare ten oosten van Augsbuurt. Het stuk grond ligt aan de huidige N335 en is op actuele satellietbeelden nog goed te zien.

(HisGIS, 2021)

(Google Maps, 2021)
Eén van de percelen die Sierk Hendriks van der Land in 1832 in eigendom heeft (perceel nummer 732) is een erf met een huis, destijds bekend als Westergeest 186. Zeer waarschijnlijk is dit het huis waar Sierk rond die tijd met zijn gezin woont, want alle andere percelen die hij bezit, staan ook op dit adres geregistreerd. Hij heeft dit huis gekocht op 18 februari 1830 voor een bedrag van 225 gulden. Het huidige adres is Foarwei 188 in Kollumerzwaag. Het huis dat Sierk kocht, staat er niet meer; het huis dat er nu staat is gebouwd in 1885.

(HisGIS, 2021)

(Google Maps, 2021)
Inkomsten uit verkoop grasgewas
Het gras van zijn weilanden wordt ieder jaar door Sierk Hendriks van der Land verkocht. Het vormt voor hem een belangrijke bron van inkomsten. Maar ook een onzekere bron van inkomsten, omdat de opbrengst sterk afhankelijk is van de weersomstandigheden. En het weer is in de jaren dertig van de negentiende eeuw nog wel eens wisselvallig, zo valt op te maken aan de verkoop van grasgewas door Sierk Hendriks van der Land. Op 3 juli 1830 levert de verkoop van grasgewas hem 712 gulden op. Een jaar later, op 2 juli 1831 is de opbrengst een stuk lager: 437 gulden. In 1832 stijgt de opbrengst weer wat: op 10 juli van dat jaar levert de verkoop van grasgewas 551 gulden op.
In de jaren daarna ligt de opbrengst van grasgewas beduidend hoger. Op 29 juni 1833 brengt de verkoop van grasgewas 829 gulden op. Een jaar later, op 28 juni 1834, is de opbrengst 738 gulden. 1835 is een goed jaar: op 27 juni levert de verkoop van grasgewas 1.172 gulden op. Het jaar erna, op 25 juni 1836, is de opbrengst 962 gulden, en op 8 juli 1837 brengt het grasgewas 1.060 gulden op.
Verpachting eigen grond
Sierk Hendriks van der Land heeft lang niet alle grond die hij bezit ook zelf in gebruik. Een deel verpacht hij aan andere boeren. Zo is hij op 10 februari 1821 is hij samen met broer Jentje één van de verpachters van een stuk bouw- en grasland bij Kollumerzwaag, voor de duur van drie jaar, huurprijs 170 gulden. En op 26 februari 1833 sluit Sierk een pachtovereenkomst voor negen percelen van zijn grond bij Kollumerzwaag en Zwaagwesteinde.
Op 7 maart 1835 verpacht Sierk negentien percelen weid- en bouwland voor de duur van één jaar aan een collega-boer. Die betaalt daarvoor 325 gulden aan pacht. (Gezien het aantal percelen vermoed ik dat het hier om de landerijen gaat die Sierk van zijn vader heeft geërfd.) Een jaar later, op 13 februari 1836 verhuurt hij weer een stuk grond. (Onbekend of dit dezelfde negentien percelen zijn en wat de pachtsom is.) Op 4 februari 1837 verhuurt Sierk de negentien percelen weid- en bouwland opnieuw voor de duur van één jaar. Aan andere pachters deze keer, maar nog opvallender: de pachtsom bedraagt nu 643 gulden. De prijs is dus in twee jaar verdubbeld.
Verkoop boerderij en aankoop ander huis
Op 2 april 1839 verkoopt de dan 59-jarige Sierk Hendriks van der Land samen met zijn broer Jentje Hendriks van der Land, de boerderij met twintig percelen land bij Kollumerzwaag en Zwaagwesteinde die ze in 1820 van hun vader, Hendrik Sierks van der Land, hebben geërfd. De boerderij, Zwaagwesteinde nummer 15, en de landerijen worden in gedeelten aan meerdere gegadigden verkocht en brengen in totaal 5.145 gulden op.

(Leeuwarder Courant, 22 maart 1839)
Twee jaar later, op 4 maart 1841, koopt Sierk voor 500 gulden een huis met erf op het adres Kollumerzwaag 26 (in het kadaster bekend als Westergeest, sectie E, nummer 1075) met boomgaard (nummer 1074) en naastgelegen pad (nummer 1073). Dit is het huidige adres Foarwei 191 aan de westkant van Kollumerzwaag. De woning staat er niet meer, de huidige woning is gebouwd in 1958.

(HisGIS, 2021)

(Google Maps, 2021)
Overlijden
Sierk Hendriks van der Land overlijdt op 31 augustus 1843 op 63-jarige leeftijd in Kollumerzwaag. Volgens de overlijdensakte overlijdt hij in het huis op nummer 28. Sierk’s weduwe Trijntje overlijdt zestien jaar later, op 20 september 1859 in Kollumerzwaag.

(Alle Friezen)
11. Hendrik Sierks van der Land (1814-1877)
Persoonlijk leven en eerste huwelijk
Hendrik Sierks van der Land wordt geboren op 1 oktober 1814 in Kollumerzwaag in de toenmalige grietenij Westergeest/Oudwoude. Hendrik is de oudste van de acht kinderen in het gezin van Sierk Hendriks van der Land en zijn vrouw Trijntje. Hij heeft dezelfde naam als zijn opa (nadat die de familienaam Van der Land had aangenomen).
Op 16 mei 1836 trouwt de 21-jarige Hendrik in de (inmiddels herstelde) grietenij Kollumerland en het Nieuw Kruisland met Tjettje Tjeerds Veenstra, geboren op 6 december 1811 in Kollumerzwaag. Het is een bijzondere dag: ook Hendrik’s twee jaar jongere zus Klaaske trouwt namelijk die dag, en wel met Wijtze Tjeerds Veenstra, de broer van Hendrik’s bruid. De families Van der Land en Veenstra hebben die dag dus twee huwelijken te vieren.
De broers en zussen van Hendrik trouwen ook allemaal met partners uit dezelfde streek, stichten gezinnen en bewerken als landbouwer stukken grond in de omgeving van Kollumerzwaag en Westergeest, deels uit familiebezit van de eigen familie dan wel die van hun partner. Ze wonen dus allemaal vlakbij elkaar, doen hetzelfde werk en zullen elkaar ongetwijfeld dagelijks tegenkomen. Niet vreemd dus dat daar ook huwelijken uit voortkomen.
Hendrik en Tjettje krijgen samen vijf kinderen: Trijntje (28 juni 1837-4 juli 1904), Sierk (25 februari 1840-21 juni 1894), Tjeerd (4 november 1843-6 januari 1844, twee maanden oud), Baukje (9 augustus 1845-7 maart 1907) en nog een Tjeerd (4 oktober 1849-1924, nummer 12). Hendrik ondertekent de aangifte van zijn zoon Tjeerd met zijn naam, waaruit blijkt dat hij kan schrijven.

(Alle Friezen)
Aankoop huis
In 1832 staat Hendrik Sierks van der Land vermeld als gebruiker van een stuk weiland (Westergeest, perceel 53). Hij is dan achttien jaar oud.
Uit de overlijdensakte van zoon Tjeerd uit 1844 blijkt dat Hendrik Sierks van der Land op dat moment in Kollumerzwaag op nummer 37 woont. In 1846 is hij huurder van “eene voor weinige jaren nieuwgebouwde huizinge en schure, aan den Rijdweg, bij Kollumerzwaag.” Hij betaalt hiervoor 250 gulden huur per jaar.
Op 29 april 1850 koopt Hendrik Sierks van der Land voor achthonderd gulden een erf met een huis en een schuur (kadastraal bekend als Westergeest, sectie E, nummer 850), een boomgaard (nummer 851) en een stuk landbouwgrond (nummer 852) onder Westergeest. Vier dagen ervoor is in Franeker een hypotheekakte opgemaakt, waarin Hendrik en zijn vrouw Tjettje samen een hypotheek nemen op diverse percelen land. Waarschijnlijk voor de aankoop van het huis.
Het huis heeft als adres Westergeest nummer 6 en ligt in die tijd nog in het open landschap dat Kollumerland kenmerkt. Vandaag de dag ligt het temidden van de in de loop van de jaren uitgedijde bebouwing van Kollumerzwaag, op de hoek van de Foarwei en de Pieter Postmastrjitte. Het huis en de schuur staan er niet meer, de huidige bebouwing dateert uit de jaren zeventig van de twintigste eeuw. Maar onthoudt dit adres even, want dit huis komt hieronder nog een paar keer terug.
Op 10 april 1854 koopt Hendrik voor driehonderd gulden, het perceel naast zijn huis (Westergeest, sectie E, nummer 849). Het op onderstaande kaart paars gekleurde perceel is tuingrond, bedoeld om groenten en aardappelen en zo op te verbouwen.

(HisGIS, 2021)

(Google Maps, 2021)
Kollumerland rond 1850
In de negentiende eeuw is het aantal inwoners van Kollumerland gestegen naar zo’n 4.000. In 1851 wordt de gemeentewet ingevoerd. De term grietenij wordt vervangen door gemeente en de grietman maakt plaats voor de burgemeester.
In 1845 wordt Friesland zwaar getroffen door de aardappelziekte of ‘aardappelmoeheid’. Ook andere delen van Nederland worden door de ziekte getroffen. De oogst mislukt en de aardappelziekte zal in dat jaar en de twee jaar erna leiden tot werkloosheid, armoede, hongersnood en verhoogde (kinder)sterfte.
In de loop van het leven van Hendrik Sierks van der Land wordt het gebruik van klompen in Friesland populair. Anders dan je misschien zou denken dragen Friese boeren tot eind achttiende eeuw geen klompen en er zijn in die tijd ook nagenoeg geen klompenmakers in Friesland. De Friezen dragen doorgaans ‘gewoon’ schoenen. Maar dat verandert dus in de negentiende eeuw. Zou Hendrik aan die nieuwe ‘mode’ hebben meegedaan?
Tot ver in de negentiende eeuw zijn de wegen in Kollumerland onverhard en vooral bij aanhoudende regen slecht begaanbaar. Pas na 1850 wordt een begin gemaakt met het verharden van doorgaande wegen met grind. Ook de doorgaande weg door Kollumerzwaag, tot dan een onverharde weg, wordt een grindweg. Later volgt de aanleg van zogeheten ‘straatwegen’, wegen met klinkerbestrating. (Asfalt wordt rond 1900 uitgevonden en wordt pas vanaf 1960 in Friesland gebruikt.) Eindelijk zijn de wegen het hele jaar door bruikbaar.
Vanaf 1839 maakt Nederland kennis met een nieuwe uitvinding: de trein. Eerst alleen in het westen van het land, maar rond 1860 wordt begonnen met de aanleg van een spoorlijn tussen Leeuwarden en Groningen. De spoorlijn loopt dwars door Kollumerland, onder Veenklooster, Kollumerzwaag en Zwaagwesteinde langs. Het spoor doorsnijdt ook de landerijen van Hendrik Sierks van der Land ten zuiden van Kollumerzwaag.

(Kadaster)

(Kadaster)
Op 17 april 1852 brengt koning Willem III een bezoek aan Friesland. Hij wordt in Kollum opgewacht door een erewacht te paard en bezoekt daarna Veenklooster, waar hij wordt ontvangen op Fogelsangh State, waarna hij naar Leeuwarden reist. in 1873 brengt Koning Willem III nogmaals een bezoek aan Friesland. Op zaterdag 17 mei van dat jaar reist de koning van Leeuwarden via Kollum naar Veenklooster. Een zandpad dat daar loopt is speciaal voor het bezoek van de koning verhard en heet vanaf dan de Keningswei (Koningsweg). Opnieuw wordt de koning op Fogelsangh State ontvangen, waarbij behalve de bewoner van de state, baron van Heemstra, ook de burgemeester van Kollumerland en enkele inwoners van Kollum aanwezig zijn. Boeren uit de omgeving zullen vast niet tot de genodigden hebben behoord.
Aan- en verkoop van grond
Op 20 september 1859 overlijdt Hendrik’s moeder Trijntje. Zij is op dat moment eigenaar van de grond die ze van haar overleden man Sierk Hendriks van der Land heeft geërfd. De kinderen besluiten de grond te verkopen. Het gaat om diverse percelen grond: stukken greidland bij Buitenpost en Westergeest, hooiland bij Westergeest, een stuk heide bij Kollumerzwaag en stukken bouwland bij Westergeest en Kollumerzwaag. Op 11 februari 1860 vindt de verkoop plaats. Er zijn acht kopers, waaronder de broers Hendrik en Anne, die een deel van de grond van hun ouders overnemen. Hendrik koopt voor 2.710 gulden het stuk bouwland in Westergeest.

(Leeuwarder Courant, 3 februari 1860)
In de jaren daarna blijft Hendrik Sierks van der Land percelen grond aan- en verkopen, pachten en ruilen. Zo ruilt hij op 7 oktober 1869 een stuk greidland bij Buitenpost voor een ander stuk bij Kollum. Blijkbaar zijn beide stukken grond 1.250 gulden waard. Op 12 maart 1870 huurt Hendrik voor de duur van drie jaar een stuk bouw- en greidland bij Kollumerzwaag. De huurprijs is 167 gulden per jaar. Op 20 januari 1873 verkoopt Hendrik Sierks van der Land een perceel akkerland genaamd “De Zaadkamp” (Westergeest, sectie E, nummer 1634). Het levert hem drieduizend gulden op. Op 4 oktober 1875 ruilt hij een stuk miedland (hooiland) bij Westergeest voor een ander stuk bij Kollumerzwaag; beide stukken zijn 150 gulden waard. En op 21 december 1875 koopt Hendrik voor 1.665 gulden een stuk “greidland met water” bij Kollumerzwaag.
Voor deze handel in percelen grond gaat Hendrik Sierks van der Land geregeld schulden aan. In 1860 leent hij 1.500 gulden in de vorm van een obligatie. In 1866 heeft hij een schuld van tweeduizend gulden, In 1868 duizend gulden. Op 9 mei 1871 leent Hendrik drieduizend gulden in de vorm van een obligatie. Op 26 mei 1877 wordt Hendrik weer genoemd in verband met een obligatie, schuld tweeduizend gulden.
Tweede huwelijk
Hendrik en Tjettje zijn bijna 32 jaar getrouwd als Tjettje op 14 mei 1868 op 56-jarige leeftijd overlijdt. Na de dood van Tjettje begint Hendrik Sierks van der Land een tweede leven – met een paar dingen die opvallen. Ten eerste begint Hendrik een relatie met de dertig (!) jaar jongere dienstmeid Tietje Rinderts Postma, geboren op 29 augustus 1844 in Westergeest. Door het leeftijdsverschil van dertig jaar is Tietje jonger dan de twee oudste kinderen van Hendrik.
Ergens tussen maart 1870 en mei 1871 verhuist Hendrik Sierks van der Land met zijn nieuwe liefde van Westergeest 6 naar een ander huis in Kollumerzwaag. Welk huis, is vooralsnog niet helemaal duidelijk. In het bevolkingsregister uit die tijd worden twee “huizinge” genoemd: nummer 48 en nummer 56. Dit zijn niet de actuele huisnummers aan de huidige Foarwei in Kollumerzwaag. Zeer waarschijnlijk gaat het om het kadastrale adres Westergeest, Sectie E, nummer 1106 (zie hieronder).
Op 14 december 1871 krijgen Hendrik en Tietje een dochter: Aukje. Hendrik is dan al 57 jaar. En het stel is op dat moment niet getrouwd. Op 6 januari 1874 krijgen ze nog een zoon, Jentje. Op 14 mei 1874, vier jaar na de dood van Tjettje, hertrouwt de zestigjarige Hendrik in de gemeente Kollumerland met Tietje. Ze trouwen op huwelijkse voorwaarden. Nadat ze zijn getrouwd, volgen nog twee kinderen: Rindert (14 juli 1875) en Klaas (18 augustus 1876). Als Klaas wordt geboren, is Hendrik bijna 62 jaar oud.
Op 18 januari 1875 verkoopt Hendrik Sierks van der Land voor 1.500 gulden het huis dat hij in 1850 kocht, op het adres Westergeest 6, aan zijn zoon Tjeerd (het huis heeft inmiddels de kadastrale aanduiding Westergeest, sectie E, nummer 1632; de boomgaard is nog steeds nummer 851).
Overlijden
Hendrik Sierks van der Land overlijdt op 29 mei 1877 in Kollumerzwaag. Hij wordt 63 jaar oud. Zijn weduwe Tietje hertrouwt in 1889 met Hendrik’s jongste broer Jitze Sierks van der Land.

(Alle Friezen)
Op 7 juli 1877, zes weken na het overlijden van Hendrik Sierks van der Land verkopen en verhuren zijn weduwe Tietje en de kinderen uit het eerste huwelijk van Hendrik (Trijntje, Sierk, Baukje en Tjeerd) een deel van zijn bezit. Verkocht worden twee zwartbonte en een lichtbonte melkkoe (die ieder respectievelijk 145 en 81 gulden opleveren), twee lichtbonte kalveren (56 en 31 gulden), een merrie (83 gulden), een varken (33 gulden), een “kapwagen” (dertig gulden), een “kabinet” (38 gulden) en de oogst van diverse stukken land, waaronder rogge en aardappelen. De opbrengst hiervan is 1.569 gulden. Een deel van de spullen wordt door de kinderen gekocht. Ook worden vijf percelen grond die op naam van Hendrik Sierks van der Land stonden verhuurd.
Tijdens een boelgoed die dag wordt ook zo’n beetje de hele inboedel verkocht, van landbouwgereedschap tot huishoudelijke spullen en van meubels tot de kleding van Hendrik Sierks van der Land. De verkoop levert 1.484 gulden op.
Op 4 augustus 1877 verkopen Tietje en de kinderen ook de onroerende goederen van Hendrik Sierks van der Land. Voor 3.622 gulden wordt het “boerenhuis” met erf en een perceel bouwland met tuintje “gelegen aan den Grindweg” in Kollumerzwaag verkocht (Westergeest, Sectie E, nummer 1106; boomgaard nummer 1105; en achtergelegen bouwland en tuin nummer 1104). Waarschijnlijk is dit het eerder genoemde “huizinge 48”; het huis ligt aan de zuidkant van de grindweg.
Uit de verkoop blijkt ook welke percelen Hendrik Sierks van der Land naast bovengenoemde huis aan het eind van zijn leven in eigendom had. “Onder Kollumerzwaag” gaat het om greidland (sectie E, nummer 1103 en 1102 (ten zuiden van 1104); sectie E, nummer 1144, genaamd “De Hooge Kamp”; en de helft van sectie E, nummers 528, 529, 530 en 531), percelen akkerland (sectie E, nummers 1966 en 1967 (ten zuiden van 1102 en grenzend aan de spoorweg; sectie E, nummer 1252; en sectie E, nummer 1100 (ten zuiden van 1967 en grenzend aan het Zwadde) en percelen miedland (sectie E, nummer 598; en sectie E, nummer 201, genaamd “Korte Pondemate”). Verder had hij een stuk miedland en twee poelen (sectie E, nummers 491, 490 en 492) bij Westergeest, een perceel miedland bij Zwaagwesteinde (Veenwouden, sectie H, nummer 78, “Het Groot Veen” geheten) en een stuk greidland bij Kollum (sectie D nummer 561) in eigendom. Al deze percelen worden op 4 augustus verkocht. De kinderen Sierk, Baukje en Klaas behoren tot de kopers (Tjeerd niet). In totaal levert de verkoop 16.237 gulden op.
12. Tjeerd Hendriks van der Land (1849-1924)
Persoonlijk leven en eerste huwelijk
Tjeerd Hendriks van der Land wordt geboren op 4 oktober 1849 in Westergeest in de grietenij Kollumerland en het Nieuw Kruisland. Hij is het jongste kind uit het eerste huwelijk van zijn vader Hendrik Sierks van der Land met Tjettje Tjeerds Veenstra.
Op 13 maart 1869 wordt Tjeerd Hendriks van der Land goedgekeurd en aangewezen voor militaire dienst. Dat gebeurt in die tijd nog per loting; iedere jongeman van achttien jaar dient zich in te schrijven en vervolgens wordt er geloot om te bepalen wie er daadwerkelijk in dienst moet. Tjeerd heeft echter een “nummerverwisselaar” of plaatsvervanger aangesteld, ene Lammert de Bruin uit Achtkarspelen. Hij gaat dus niet zelf in militaire dienst.

(Alle Friezen)
Zoals hierboven al vermeld, koopt Tjeerd Hendriks van der Land op 18 januari 1875 voor 1.500 gulden het huis met adres Westergeest 6 van zijn vader Hendrik Sierks van der Land. (Later wordt Tjeerd genoemd als wonend in “Westergeest huizing B6”, wat verwijst naar Westergeest, wijk B, nummer 6.)
Tjeerd Hendriks van der Land trouwt op 27-jarige leeftijd op 12 mei 1877 in de gemeente Kollumerland met Eelkje Aukes Hoekstra, geboren 16 mei 1853 in Zwaagwesteinde. Zeventien dagen nadat Tjeerd is getrouwd overlijdt zijn vader. En in de jaren die volgen zal Tjeerd nog meer verlies te verwerken krijgen.
Het eerste kind van Tjeerd en Eelkje, dochter Tjettje, wordt op 5 september 1879 geboren en overlijdt op 4 februari 1886 op zesjarige leeftijd. Hun tweede kind, zoon Auke, wordt geboren op 30 januari 1882 en overlijdt op 26 mei 1883 op eenjarige leeftijd. Op 28 april 1884 krijgen Tjeerd en Eelkje nog een zoon Auke. Ook hij zal nog tijdens het leven van Tjeerd overlijden: op 16 september 1919 overlijdt Auke op 35-jarige leeftijd aan de Spaanse griep.
Alle drie de kinderen van Tjeerd van der Land uit zijn eerste huwelijk overlijden dus tijdens zijn leven. En ook zijn eerste vrouw overlijdt. Tjeerd en Eelkje zijn bijna zeven jaar getrouwd als Eelkje op 3 mei 1884 overlijdt. Op dat moment heeft Tjeerd alleen zoon Auke nog.
Landbouwcrisis
Eind negentiende eeuw telt Kollumerland zo’n 7.500 inwoners, twee keer zoveel als een eeuw eerder. Net als op veel andere plekken in Friesland vindt vanaf halverwege de negentiende eeuw ook in Kollumerland een verschuiving plaats van hooiproductie en akkerbouw naar veeteelt. Met deze verandering spelen boeren in op de toenemende vraag naar zuivelproducten, die het gevolg is van de komst van zuivelfabrieken. Eeuwenlang hebben boeren zelf de melk van hun koeien tot boter en kaas verwerkt en aan de plaatselijke handelaren verkocht. De uitvinding van pasteurisatie maakt een meer fabrieksmatige zuivelbereiding mogelijk.
Tegelijkertijd begint de industrialisatie van de landbouw. De grote landbouwbedrijven de Verenigde Staten lopen daarbij voorop. Omdat de productie toeneemt en de arbeidskosten dalen, beginnen de prijzen van landbouwproducten in hoog tempo te dalen. Dit leidt tussen 1878 en 1895 in Europa tot een landbouwcrisis, ook in Friesland. De crisis gaat gepaard met grote werkloosheid, armoede, hongersnood en verhoogde (kinder)sterfte. De vraag dringt zich op of er een verband is met het overlijden van de kinderen van Tjeerd…
Tweede huwelijk
Drie jaar na de dood van Eelkje gebeurt er iets opvallends. Op 15 juni 1887 verhuist Tjeerd Hendriks van der Land naar het dorp Veenwouden, ten westen van Kollumerland, net over de gemeentegrens in Dantumadeel. In die gemeente hertrouwt Tjeerd drie weken later, op 7 juli 1887, met Sytske van der Galie, geboren op 7 juli 1864 te Twijzel en op dat moment woonachtig in Veenwouden. Sytske trouwt dus op haar verjaardag. Ze trouwen op huwelijkse voorwaarden. Tjeerd ondertekent de akte met zijn naam, waaruit blijkt dat hij kan schrijven. Zijn handschrift ziet er wel wat ongeoefend uit.
Uit het bevolkingsregister blijkt dat Tjeerd op 7 juni 1888, een jaar later, weer wordt ingeschreven in Westergeest, op hetzelfde adres, Westergeest 6, komende vanuit Dantumadeel. Het lijkt er dus op dat hij alleen voor het huwelijk tijdelijk naar Veenwouden is verhuisd.
Samen krijgen Tjeerd en Sytske vier kinderen: Hendrik (10 april 1889 – 3 augustus 1965), Wietske (17 januari 1894 – 18 april 1895, een jaar oud), Wytze (17 augustus 1897 – 30 oktober 1978) en Sierk (23 juli 1899 – 2 juli 1986, nummer 13).

(Alle Friezen)
Werkzame leven
Tjeerd Hendriks van der Land koopt regelmatig grasgewas, wat erop duidt dat hij veehouder is. Verder koopt hij voor bescheiden bedragen percelen grond of delen daarvan. Op 21 juni 1888 koopt hij bijvoorbeeld voor vijftig gulden een stuk grond bij Kollumerzwaag. Op 15 juni 1889 koopt Tjeerd voor 33 gulden een stuk grond en een jaar later, op 21 juni 1890, voor negen gulden een deel van een perceel bij Kollumerzwaag. Het zijn de tijden van de landbouwcrisis. Op 7 november 1891 doet hij een wat grotere aankoop: een perceel hooiland genaamd “het mad” aan de Miedweg in Zwaagwesteinde (kadastraal bekend als Westergeest E 484, voor 402 gulden).
Op 10 januari 1903 huurt Tjeerd Hendriks van der Land voor de duur van drie jaar vier percelen weiland bij Kollumerzwaag, voor 366 gulden per jaar. In 1915 en 1916 koopt hij weer percelen grond. Op 14 oktober 1915 koopt hij voor 2.880 gulden drie percelen grond bij Zwagerveen. En op 1 maart 1916 koopt hij voor 1.700 gulden een stuk land bij Westergeest.
De plaatsnaamaanduidingen veranderen in deze periode een aantal keren. In diverse archiefstukken wordt als woonplaats van Tjeerd tot 1903 Westergeest en een enkele keer Kollumerzwaag genoemd (Kollumerzwaag wordt in die periode nog steeds tot (‘onder’) Westergeest gerekend). Vanaf 1909 wordt als woonplaats Zwagerveen vermeld. Ook de huisnummers veranderen nogal eens. Het bevolkingsregister maakt naast Westergeest 6 ook melding van Westergeest, wijk B, nummer 11, Westergeest 206 a, Kollumerzwaag 12 a, en Kollumerzwaag 13. Ik heb niet vastgesteld dat Tjeerd op enig moment een ander huis heeft gekocht, dus ik ga ervan uit dat het om hernummering van hetzelfde huis gaat.
Overlijden
Tjeerd Hendriks van der Land overlijdt op 75-jarige leeftijd, op 23 oktober 1924 in Zwagerveen.

(Alle Friezen)
Tjeerd’s weduwe Sytske blijft nog enkele jaren in Zwagerveen wonen. Op 16 januari 1928 koopt haar zoon Sierk “als mondeling lasthebber” voor zijn moeder voor 750 gulden een “perceel tuingrond en bouwterrein, gelegen bij Kollumerzwaag, tegenover de kerk en de school” (kadastraal bekend als Westergeest, sectie D, nummer 3278). De boerenkool en de aardappelen die op dat moment nog in de grond zitten, worden buiten de koop gehouden. Deze mogen tot maart blijven zitten. Op enig moment verhuist Sytske naar Surhuizum, waar haar oudste zoon Hendrik veehouder is. Waarschijnlijk woont ze bij hem, tot ze op 8 maart 1942 op 77-jarige leeftijd overlijdt.
13. Sierk Tjeerds van der Land (1899-1986)
Geboorte en jeugd
Sierk Tjeerds van der Land wordt geboren op 23 juli 1899 in Westergeest in de gemeente Kollumerland en het Nieuw Kruisland. Sierk is het jongste kind van Tjeerd en Sytske van der Land. Hij groeit op met zijn twee oudere broers, Hendrik en Wytze en zijn halfbroer Auke (zijn zus is vijf jaar voor zijn geboorte overleden).

(Alle Friezen)
Spaanse griep
In de loop van de geschiedenis is Friesland regelmatig getroffen door epidemieën van (toen nog) dodelijke ziektes. Er heerste pest (1770-1771), tuberculose (1883 en 1879-1910), pokken (1626-1628 en 1870-1873), cholera (1831-1833), difterie (1859), tyfus (1863) en malaria (1900-1909). In mijn stamboom kan ik geen enkel overlijden in verband brengen met één van deze epidemieën. Totdat in 1918-1920 de Spaanse griep toeslaat.
De Spaanse Griep is een wereldwijde pandemie die in Nederland 38.000 doden tot gevolg heeft. Wereldwijd overlijden naar schatting 50-100 miljoen mensen, meer dan in de Eerste Wereldoorlog. Wie besmet wordt, krijgt last van hoge koorts, hoesten, spierpijn en keelpijn, en gaat er doorgaans binnen enkele dagen aan dood. Vooral veel jongvolwassenen worden getroffen.
Op 16 september 1919 overlijdt Sierk’s halfbroer Auke op 35-jarige leeftijd aan de Spaanse griep. De twintigjarige Sierk is op dat moment in militaire dienst. Op een foto uit die tijd staat Sierk in militair uniform, met een rouwband om zijn arm vanwege het overlijden van Auke.

De wereld verandert
Tijdens het leven van Sierk Tjeerds van der Land verandert het leven in veel opzichten. De gevolgen van de eerste en tweede industriële revolutie zijn enorm, de welvaart neemt toe en tal van nieuwe uitvindingen veranderen het dagelijks leven. Zo worden huizen in de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw aangesloten op het waterleidingnet (tot dan toe was men eeuwenlang aangewezen geweest op oppervlaktewater, grondwater en regenwater). Vanaf de jaren dertig maken de houten hokjes achter het huis met een gat in de grond plaats voor wc’s en riolering.
In zeventiende eeuw heeft het open haardvuur om te koken en huizen te verwarmen al plaatsgemaakt voor met turf, hout of kool gestookte kachels. In de jaren twintig van de twintigste eeuw doet het gasfornuis zijn intrede en na 1965 zullen gaskachels en centrale verwarming voor de verwarming van huizen gaan zorgen. Vanaf eind negentiende eeuw worden huizen geleidelijk aangesloten op het elektriciteitsnet en maken kaarsen en olielampen plaats voor kunstlicht.
Vanaf eind negentiende eeuw wint de fiets aan populariteit. Vanaf begin twintigste eeuw verschijnt de auto langzaam maar zeker steeds meer in het straatbeeld, al zal het autobezit in de jaren vijftig en zestig pas echt toenemen. Vanaf begin twintigste eeuw komt ook telefonie op, en de radio, vanaf de jaren zestig gevolgd door de televisie.
Huwelijk en kinderen
Op 9 juni 1927 trouwt de dan 27-jarige Sierk Tjeerds van der Land in de gemeente Kollumerland met de 23-jarige Grietje Hoekstra, geboren 8 februari 1904 in Kollumerzwaag. Sierk’s vader Tjeerd is drie jaar eerder overleden en is dus niet bij het huwelijk aanwezig, net als de vader van Grietje, die ook reeds overleden is. Beide moeders zijn wel bij het huwelijk aanwezig.
Sierk en Grietje krijgen samen zes kinderen: Jitske (4 oktober 1928-24 augustus 2021), Sijtske (4 september 1929), Willem (16 april 1932-12 januari 2013), Tjeerd (30 juni 1933-14 november 2015), Pieter (14 februari 1935, nummer 14) en Hendrika (30 juni 1939).

(Alle Friezen)
De boerderij van zijn vader
Op 23 oktober 1924, Sierk is dan 25 jaar oud, overlijdt zijn vader Tjeerd. Sierk’s oudste broer Hendrik is dan inmiddels veehouder in Surhuizum (later in Surhuisterveen), in de gemeente Achtkarspelen, ten zuiden van Kollumerland. Zijn andere broer Wytze is boer in Suameer (en later ook in Surhuisterveen). Het is daarom Tjeerd’s jongste zoon Sierk die het boerenbedrijf van zijn vader voortzet.
Sierk is dus de derde generatie Van der Land die op deze plek ‘boert’. In 1850 kocht zijn opa Hendrik Sierks de boerderij en in 1875 nam zijn vader Tjeerd hem over. De boerderij aan de Grindweg, wat nu de Foarwei in Kollumerzwaag is, heeft op dat moment als adres Zwagerveen 12. Dankzij een foto die in bezit is van de familie weten we ook hoe de boerderij eruit ziet. En ook op een luchtfoto van Zwagerveen uit 1960 is de boerderij te zien.

(privéfoto)

(maker onbekend)
Crisisjaren
Ondanks dat er in de loop van de tijd steden zijn ontstaan, is Friesland in de eerste decennia van de twintigste eeuw nog altijd vooral een agrarisch gebied met akkerbouw en veeteelt. Door de internationale ontwikkelingen boeten deze sectoren aan belang in, met een stijgende werkloosheid tot gevolg. Vanaf de jaren twintig neemt het aantal arbeidsplaatsen in de agrarische sector af en ook het aantal zelfstandige boerenbedrijven loopt terug.
Daar komt bij dat eind oktober 1929 de aandelenbeurs in New York (‘Wall Street’) instort. Er breekt een wereldwijde economische crisis uit en in de loop van 1930 ondervindt ook Nederland de gevolgen; mensen verliezen hun spaargeld, lonen dalen en fabrieken moeten sluiten. Tienduizenden mensen raken hun baan kwijt. De armoede neemt toe en voor het eerst sinds lange tijd lijden mensen weer honger.
Ook de boeren in Kollumerland worden hard getroffen. De prijs van tarwe en rogge daalt tussen 1929 en 1933 met de helft. Melk, boter en vlees wordt nog minder waard. Veel boeren leiden verlies en steeds meer kunnen het hoofd niet meer boven water houden. Ook Sierk van der Land wordt hard door de economische crisis getroffen. De dalende prijzen zorgen ervoor dat zijn bedrijf niet langer rendabel is. Begin 1933, midden in de crisisjaren, gaat zijn boerenbedrijf failliet.
Op 2 februari 1933 wordt de boerderij, die op naam staat van weduwe Sytske en de erven van Tjeerd van der Land, en die door Sierk wordt gehuurd, verkocht aan Douwe van der Schaaf. In de aankondiging van de verkoop valt te lezen dat het gaat om een “boerenhuizinge met lytshuis en twee hokken, waarin stalling voor 28 hoornbeesten en 6 paarden.” Ook de percelen grond die bij het boerenbedrijf horen, worden verkocht. Uit een vergelijking van topografische kaarten valt af te leiden dat de boerderij waarschijnlijk in 1970 is gesloopt om plaats te maken voor nieuwbouw.

(Nieuwsblad van Friesland, 3 februari 1933)
Weg uit Kollumerland
Faillissement wordt begin twintigste eeuw nog vaak als een schande gezien en het faillissement van zijn boerenbedrijf zal Sierk van der Land zwaar gevallen zijn. Hij en zijn vrouw besluiten Kollumerland te verlaten. Op 12 mei 1933 vindt de overdracht van de boerderij in Zwagerveen plaats en verhuizen Sierk en Grietje met hun (op dat moment) drie kinderen naar Oranjewoud in de streek Schoterland. Op 16 mei 1933 schrijven ze zich hier in in het bevolkingsregister. Sierk van der Land is daarmee de eerste in mijn stamboom die de regio Kollumerland verlaat.
In Oranjewoud huurt het gezin een woning aan de Koningin Wilhelminaweg 19. In deze woning wordt op 14 februari 1935 Pieter, Sierk’s vijfde kind en mijn vader, geboren. De in 1900 gebouwde woning staat er nog steeds, al staat het nu in Heerenveen en ligt er een snelweg naast.

(Google Maps, 2021)

(Google Maps, 2021)
Sierk van der Land werkt enige tijd als arbeider bij boeren in de buurt, maar uiteindelijk laat hij – als eerste in mijn stamboom – het boerenbestaan achter zich.
In augustus 1935 verhuist Sierk van der Land met zijn gezin, op dat moment bestaande uit vader, moeder en vijf kinderen, van Oranjewoud naar Heerenveen. Ze betrekken een in 1931 gebouwde huurwoning aan de Korteweg 24. Vijf jaar later worden verderop in de straat nieuwe huurhuizen gebouwd. Die zijn kleiner, maar ook goedkoper, en Sierk heeft amper geld om zijn gezin te onderhouden. Hij besluit te verhuizen, naar nummer 14. De Korteweg heet tegenwoordig Zuiderstraat, maar de woningen waar Sierk met zijn gezin woonde, staan er nog.

(Google Maps, 2021)

(Google Maps, 2021)
Tweede Wereldoorlog
Op 10 mei 1940 valt Duitsland Nederland binnen. Op 11 mei bezetten de Duitse troepen Friesland. Vier dagen later capituleert Nederland. Het is het begin van vijf jaar Duitse bezetting.
Tijdens de oorlog treedt Sierk van der Land in dienst van de Nederlandsche Heidemaatschappij. Deze vereniging is in 1888 opgericht met het doel te adviseren over de ontginning van grond die nog niet ten behoeve van de landbouw is gecultiveerd, zoals veen- en moerasgebied. Ook grondverbetering en waterhuishouding behoren tot het werkterrein van de Heidemaatschappij. De vereniging werkt in het begin voornamelijk in opdracht van de leden, dat wil zeggen notabelen, waaronder koning Willem III, en later sluiten ook gemeenten, waterschappen en provincies zich aan. In de loop van de tijd gaat de Heidemaatschappij steeds meer in opdracht van de overheid werken en zich ook bezighouden met activiteiten als bosbeheer, het maken van plannen en begrotingen en de uitvoering daarvan.
In de crisisjaren speelt de Heidemaatschappij in opdracht van de overheid een belangrijke rol bij de werkverschaffing. Die is bedoeld om mensen die tijdens de crisis hun baan hebben verloren in te zetten bij overheidsprojecten en zo de werkloosheid te bestrijden. Ook vervult de Heidemaatschappij tijdens de oorlog een rol bij de voedselvoorziening en dat is waar Sierk van der Land zich in die jaren mee bezighoudt. Op de fiets wel te verstaan. Een speciaal ‘ausweis’ dat stelt dat Sierk in dienst is van de Heidemaatschappij zijn fiets nodig heeft voor de noodzakelijke voedselvoorziening, geeft hem niet alleen bewegingsvrijheid, maar zorgt er ook voor dat Duitse soldaten zijn fiets niet vorderen.
Na de oorlog
Vergeleken met het westen van Nederland komt Friesland de Tweede Wereldoorlog relatief rustig door. Op 15 april 1945 wordt Heerenveen door het Canadese leger bevrijd. In mei is ook de rest van Nederland bevrijd.
Na de oorlog werkt Sierk van der Land bij de Friesche Coöperative Exportslachterij (FCE) in het dorp Akkrum, ongeveer twaalf kilometer ten noorden van Heerenveen. Hij werkt daar tot 1964, het jaar waarin FCE ophoudt te bestaan, maar ook het jaar waarin Sierk iets kan doen wat geen van zijn voorouders heeft kunnen doen: stoppen met werken. Eeuwenlang hebben mensen in hun eigen levensonderhoud moeten voorzien totdat ze overleden of door ziekte of ouderdom niet meer konden, waarna ze vaak op familie of armenzorg waren aangewezen. Maar in 1956 wordt in Nederland de Algemene Ouderdomswet (AOW) ingevoerd, die iedereen van 65 jaar en ouder vanaf dat moment een ouderdomsuitkering garandeert. Sierk van der Land hoeft dus niet meer tot zijn dood te blijven werken en daar maakt hij maar wat graag gebruik van.

(Stichting Akkrum Ald & Nij)
In 1948 verhuist Sierk van der Land met zijn gezin naar een andere, nieuwe huurwoning, aan de Oude Molenweg 11, op een steenworp afstand van de Korteweg. Hier zal Sierk de rest van zijn leven blijven wonen. In 2008 is deze woning gesloopt.

(Fries Fotoarchief)

(Google Maps, 2021)
De kinderen van Sierk en Grietje blijven niet in Friesland. Ze verspreiden zich over Nederland: Jitske vestigt zich in Breda, Sijtske in Sint Pancras (Noord-Holland), Tjeerd in Apeldoorn, Pieter eerst in Zwolle en later in Castricum (Noord-Holland), Hendrika in Elst (Gelderland). Alleen Willem blijft in zijn geboortestreek, eerst in Rotstergaast en later in Heerenveen. Ze beoefenen ook andere beroepen dan de generaties voor hen: verpleegster, boekhouder, landmeetkundige. Of, in het geval van de getrouwde dochters: huisvrouw, zoals nog tot diep in de twintigste eeuw gebruikelijk is.
Niet langer speelt het leven van de familie van der Land zich af in een straal van vijf kilometer rondom Kollumerzwaag, zoals eeuwenlang het geval is geweest.
Overlijden
Grietje overlijdt op 27 mei 1981 op 77-jarige leeftijd. Sierk overlijdt vijf jaar later, op 2 juli 1986 in Heerenveen, drie weken voordat hij 87 zou zijn geworden.
14. Pieter van der Land (1935-)
Volgt later…
15. Menno Sierk van der Land (1973-)
Volgt later…
Bronnen
De genealogische en historische informatie hierboven is gebaseerd op vele bronnen. Hieronder worden alleen de belangrijkste genoemd: